Milieunormen onder de Omgevingswet

Aangemaakt: 13 oktober 2022

Milieunormen onder de Omgevingswet

Van ‘twee’ sporen naar integratie
Van oudsher is in het omgevingsrecht sprake van een scheiding tussen het ruimtelijk spoor (Wet ruimtelijke ordening) en het milieuspoor (Activiteitenbesluit). De Omgevingswet brengt daarin verandering. Hierin worden de twee sporen geïntegreerd met de introductie van het omgevingsplan en de bescherming van de fysieke leefomgeving.

Meer afwegingsruimte
De Omgevingswet biedt lokale overheden meer bestuurlijke afwegingsruimte dan het huidige omgevingsrecht. Gemeenten krijgen op twee manieren meer afwegingsruimte:

  1. Voor sommige (milieubelastende) activiteiten stelt het Rijk geen algemene regels meer. Het gaat dan om activiteiten waarvoor de lokale situatie bepalend is zoals horeca, sportfaciliteiten, detailhandel, bouwmarkten, onderwijs- en kantoorgebouwen.
  2. Waar het rijk wel algemene regels stelt, komen er ruime mogelijkheden voor gemeenten om die te verbijzonderen als de lokale omstandigheden daarom vragen.

Van inrichting naar milieubelastende activiteit
Op het gebied van de milieunormering doen zich onder de Omgevingswet twee belangrijke veranderingen voor. Ten eerste wordt het begrip inrichting uit de Wet milieubeheer losgelaten en vervangen door het begrip milieubelastende activiteit (mba). Het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) wijst een aantal mba's aan waarvoor het Rijk algemene regels stelt. Voor de overige milieubelastende activiteiten kunnen op decentraal niveau regels worden gesteld, dus in de provinciale omgevingsverordening of in het gemeentelijke omgevingsplan. Decentrale overheden kunnen ook regels stellen over milieubelastende activiteiten die in het Bal staan, voor zover de rijksregels dat toelaten. Het geheel of een deel van de milieubelastende activiteit kan vergunningplichtig zijn.

Decentrale milieunormen
Ten tweede heeft de gemeente straks de bevoegdheid om in het omgevingsplan gebiedsgerichte milieuregels te stellen voor activiteiten die gevolgen hebben voor de fysieke leefomgeving. De gemeente is bij het stellen van milieuregels in het omgevingsplan wel gehouden aan instructieregels die zijn opgenomen in het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). In de instructieregels zijn standaardwaarden voor milieuregels opgenomen die in acht moeten worden genomen bij het stellen van milieuregels in het omgevingsplan (en in de omgevingsverordening, in het geval de provincie regels wil stellen). Deze standaardwaarden geven een aanvaardbaar niveau van bescherming van de fysieke leefomgeving aan. Een gemeente kan, gelet op de lokale omstandigheden, een ander niveau aanvaardbaar achten en daarom een andere norm in het omgevingsplan willen opnemen. Dat is mogelijk, zo lang binnen de bandbreedte wordt gebleven die de instructieregels toestaan. Als er geen instructieregels voor een bepaald milieuaspect zijn opgenomen in het Bkl, dan is de gemeente vrij om zelf in het omgevingsplan te bepalen welke regels of waarden zij stelt.

Gevolgen
Het omgevingsplan biedt meer kansen voor gemeenten dan het huidige bestemmingsplan om milieuaspecten te regelen. Er komt op lokaal niveau meer ruimte voor eigen regels. Dit betekent wel voor landelijk of regionaal opererende bedrijven dat zij rekening moeten houden met verschillende lokale regels en tijdig daarop invloed moeten uitoefenen. Daarnaast staan de regels voor milieubelastende activiteiten straks niet meer in één regeling, maar moeten zowel rijksregels als decentrale regels worden geraadpleegd om na te gaan of een activiteit wordt gereguleerd. Het wordt dus een zoekplaatje.

Betrokken(en)