Wetsvoorstel vereenvoudiging en modernisering bewijsrecht

Aangemaakt: 03 juli 2018

Wetsvoorstel vereenvoudiging en modernisering bewijsrecht

Het wetsvoorstel vereenvoudiging en modernisering bewijsrecht introduceert aanpassingen van de regels omtrent procederen in een civiele procedure. Het voorstel beoogt de verzameling van informatie en bewijs voor de civiele procedure te vereenvoudigen en te moderniseren. Op deze manier wordt tegemoetgekomen aan de behoefte van burgers en bedrijven aan meer eenvoud, snelheid, flexibiliteit en effectiviteit in een procedure voor de rechter. Het wetsvoorstel bevindt zich tot 29 juli 2018 in de consultatiefase.

Aanleiding
De aanleiding voor dit wetsvoorstel is de wens om het bewijsrecht in civiele procedures te moderniseren en te vereenvoudigen. In verband met het wetsvoorstel ter verbetering van het inzagerecht heeft de regering de conclusie getrokken dat er niet alleen behoefte bestaat aan verbetering van het inzagerecht, maar dat er überhaupt veel vragen leven op het terrein van het bewijsrecht en dat daarom het algemene bewijsrecht gemoderniseerd dient te worden. Een adviescommissie heeft aanbevelingen gedaan om het bewijsrecht en het inzagerecht te verbeteren, onder meer rekening houdend met recente ontwikkelingen en kritiek vanuit de rechtspraktijk op bepaalde leerstukken zoals de beperkte bewijskracht van een partijgetuigenverklaring. Deze aanbevelingen hebben geresulteerd in het thans voorliggende wetsvoorstel vereenvoudiging en modernisering bewijsrecht.

Hoofdlijnen en belangrijkste wijzigingen
Op hoofdlijnen houdt het wetsvoorstel in dat de regels over het verzamelen van informatie en bewijs in de fase voorafgaand en tijdens de procedure worden verbeterd. Bewijsvergaring voorafgaand aan de procedure wordt gerealiseerd doordat op partijen de verplichting komt te rusten om alle relevante informatie over hun geschil zo snel mogelijk op tafel krijgen. Bewijsvergaring tijdens de procedure wordt gemoderniseerd door aanpassing van het inzagerecht en doordat de verschillende bewijsverrichtingen beter op elkaar worden afgestemd. In dit kader zijn de belangrijkste veranderingen ten opzichte van de huidige regels:

  • Er wordt meer nadruk gelegd op informatie- en bewijsvergaring in de preprocessuele fase. Op deze manier zullen procedures efficiënter verlopen en kan de rechter zich tijdens de procedure focussen op de kern van het geschil. Informatievergaring in de preprocessuele fase wordt onder andere gestimuleerd door (a) partijen te verplichten om alle informatie die redelijkerwijs voorzienbaar van belang is voor het geschil van tevoren te verzamelen, (b) de mogelijkheid van een mondelinge behandeling voorafgaand aan de procedure (na een ingediend verzoek tot een voorlopige bewijsverrichting), en (c) het toelaten van schriftelijke verklaringen voorafgaand aan de procedure.
  • Het inzagerecht wordt in een wettelijke regeling bij de andere bewijsmiddelen vastgelegd en aangepast in die zin dat het verzoek om inzage van gegevens ook kan worden ingediend ten aanzien van gegevens die zich onder een derde bevinden.
  • De voorlopige bewijsverrichtingen worden gecentraliseerd en voor de toelating tot de verschillende bewijsverrichtingen gaan dezelfde voorwaarden gelden.
  • Daarnaast komt de beperkte bewijskracht van een partijgetuigenverklaring te vervallen en wordt wettelijk vastgelegd dat er niet alleen in intellectuele eigendomszaken, maar ook in andere zaken conservatoir beslag kan worden gelegd op stukken die tot bewijs kunnen dienen.


3-7-2018