
Op 26 november 2021 wees de Hoge Raad het arrest 'Didam', waarin beperkingen zijn gesteld aan de contractsvrijheid van overheidslichamen bij het sluiten van overeenkomsten, waaronder de verkoop van onroerende zaken. Onderhandse verkoop zonder gelijke kansen te bieden aan alle (potentiële) gegadigden is niet toegestaan. Overheden moeten op basis van het gelijkheidsbeginsel gelijke kansen bieden zodat derden kunnen meedingen naar de onroerende zaak. Derden moeten in staat worden gesteld om mee te dingen door een selectieprocedure te doorlopen aan de hand van objectieve, toetsbare en redelijke criteria. De situatie waarin er redelijkerwijs te verwachten is dat er slechts één serieuze gegadigde is, vormt de uitzondering op de regel. Dit moet wel goed te motiveren zijn.
Mocht u willen sparren met één van onze advocaten of heeft u gerichte vragen? Neem dan gerust contact met hen op.
Vragen uit de praktijk
Het Didam-arrest van de Hoge Raad werpt veel vragen op. Geregeld krijgen wij vragen van cliënten hoe hun specifieke situatie zich tot het Didam-arrest verhoudt. Moet bijvoorbeeld altijd een selectieprocedure worden doorlopen, ook als een gemeente al geruime tijd met één partij onderhandelt of daarmee al een reserverings- of optieovereenkomst heeft gesloten? Wanneer moet een voornemen tot verkoop wel of niet worden gepubliceerd? En hoe bepaal je of er maar één gegadigde is? Hieronder ziet u het Didam-arrest in de vorm van een flow-chart. Via een beslisboom kunt u zien hoe het arrest werkt en welke stappen in uw geval gevolgd zouden moeten worden.
(klik op de afbeelding voor een vergroting)