Het uitzendbeding en de zieke uitzendkracht: verzoek van de inlener vereist

Aangemaakt: 20 maart 2023

Het uitzendbeding en de zieke uitzendkracht: verzoek van de inlener vereist

Op 17 maart 2023 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat een uitzendbeding nietig is voor zover daarin is bepaald dat een uitzendovereenkomst door ziekmelding van rechtswege eindigt. Dit heeft tot gevolg dat een uitzendovereenkomst bij ziekte niet per se van rechtswege eindigt en een uitzendkracht (met terugwerkende kracht) recht kan hebben op de doorbetaling van zijn loon gedurende ziekte tot en met de einddatum van de uitzendovereenkomst. Lees hier de uitspraak van de Hoge Raad.

Wat is een uitzendbeding?
In een uitzendovereenkomst kunnen partijen afspreken dat de overeenkomst van rechtswege eindigt, doordat de terbeschikkingstelling bij de inlener (de ‘feitelijke’ onderneming waar de uitzendkracht werkte) op verzoek van de inlener ten einde komt (art. 7:691 lid 2 BW). De terbeschikkingstelling kan beëindigd worden ‘om welke reden dan ook’, waaronder ziekte van de uitzendkracht begrepen is. Een uitzendbeding geldt alleen gedurende de eerste 26 weken van de uitzendovereenkomst, en kan per cao worden verlengd tot maximaal 78 weken.

Beide uitzendcao’s (ABU cao/NBBU cao) bevatten een uitzendbeding. Daarin is onder meer bepaald dat in geval van ziekte van de uitzendkracht, de terbeschikkingstelling geacht wordt met onmiddellijke ingang te zijn beëindigd op verzoek van de inlener. Kortom, bij toepassing van dit beding zou de uitzendovereenkomst na ziekmelding van een uitzendkracht onmiddellijk eindigen.

De Hoge Raad heeft geoordeeld over de vraag of zo’n uitzendbeding rechtsgeldig is.

Wat speelde er in deze zaak?
Een uitzendkracht was vanaf 12 mei 2014 werkzaam op basis van een uitzendovereenkomst als machine bediende, bij een machine die bedrukte kartonnen bekertjes produceert. Op 24 maart 2016 heeft de uitzendkracht tijdens zijn werkzaamheden als machine operator een arbeidsongeval gehad, waarbij twee vingers van zijn rechterhand deels zijn geamputeerd. Als gevolg van het arbeidsongeval heeft de uitzendkracht zich ziekgemeld. Het uitzendbureau deed daarna een beroep op het uitzendbeding uit de cao en vond dat de uitzendovereenkomst met onmiddellijke ingang was geëindigd. De uitzendkracht is een procedure gestart.

Oordeel hof
Het hof oordeelde dat het uitzendbeding in strijd is met het wettelijk opzegverbod tijdens ziekte, en daarom niet geldig. Hierdoor was de uitzendovereenkomst niet geëindigd en had de uitzendkracht recht op doorbetaling van zijn loon tot en met de einddatum van de uitzendovereenkomst. Het uitzendbureau heeft cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof.

Het enkele feit dat een uitzendkracht zich ziek meldt, brengt namelijk niet met zich mee dat de uitzendovereenkomst onmiddellijk eindigt.

Oordeel Hoge Raad
De Hoge Raad is – anders dan het hof – van mening dat de cao-bepaling niet in strijd is met het wettelijke stelsel van ontslagrecht en het opzegverbod tijdens ziekte. Bij de totstandkoming van artikel 7:691 lid 2 BW heeft de wetgever bewust een uitzendbeding mogelijk gemaakt. Voorts is bij beëindiging van een uitzendovereenkomst op grond van een uitzendbeding geen sprake van opzegging van de uitzendovereenkomst, maar van een beëindiging van rechtswege, doordat de terbeschikkingstelling van de werknemer aan een inlener op verzoek van die inlener eindigt. Daarop is het opzegverbod tijdens ziekte niet van toepassing.

Wel is er voor een beroep op artikel 7:691 lid 2 BW vereist dat de inlener daadwerkelijk een verzoek doet aan de werkgever om de terbeschikkingstelling te beëindigen. De uitzendbedingen in de uitzendcao’s zijn daarmee in strijd. Daarin wordt immers bepaald dat de inlener in geval van ziekte of ongeval wordt geacht beëindiging van de terbeschikkingstelling te hebben verzocht. Er is daarmee sprake van een fictief verzoek van de inlener en niet van een daadwerkelijk verzoek.

Wat betekent dit voor de toekomst?
Het oordeel van de Hoge Raad heeft gevolgen voor de duur van de uitzendovereenkomsten bij ziekte (en daarmee voor loondoorbetalingsverplichtingen).

Het enkele feit dat een uitzendkracht zich ziek meldt, brengt namelijk niet met zich mee dat de uitzendovereenkomst onmiddellijk eindigt. Zolang de uitzendovereenkomst voortduurt kan een werknemer aanspraak hebben op loon (ook met terugwerkende kracht). De uitzendovereenkomst eindigt wel als de inlener bij ziekte van de uitzendkracht een verzoek tot beëindiging van de terbeschikkingstelling doet.

Per 1 juli 2023 geldt dit laatste overigens niet meer. In de nieuwste uitzendcao is namelijk bepaald dat met ingang van 1 juli 2023 gedurende ziekte van de uitzendkracht de terbeschikkingstelling bij de inlener niet eindigt, waardoor ook de uitzendovereenkomst (met uitzendbeding) niet eindigt.

De verwachting is dat uitzendwerkgevers kortere uitzendovereenkomsten met hun uitzendkrachten zullen sluiten om risico’s te beperken.

Gerelateerde updates