Academici pleiten voor een zorgplicht voor bestuurders en commissarissen tot verantwoorde deelname aan het maatschappelijk verkeer

Aangemaakt: 19 mei 2020

Academici pleiten voor een zorgplicht voor bestuurders en commissarissen tot verantwoorde deelname aan het maatschappelijk verkeer

19 mei 2020.

Maar liefst 25 hoogleraren ondernemingsrecht hebben recentelijk in het juridisch tijdschrift Ondernemingsrecht (Ondernemingsrecht 2020/86) gepleit voor de codificatie van een zorgplicht voor bestuurders en commissarissen tot verantwoorde deelname aan het maatschappelijk verkeer. Zij bepleiten een aanvulling op het reeds wettelijk vastgelegde ‘vennootschappelijk belang’ waar bestuurders en commissarissen zich door moeten laten leiden. De beweegreden achter hun pleidooi is dat vennootschappen een bredere verantwoordelijkheid moeten dragen in de samenleving dan de verantwoordelijkheid voor hun eigen financiële succes ten behoeve van aandeelhouders. Directe aanleiding voor het artikel is het feit dat door de coronacrisis het ondernemingsrisico van vele ondernemingen ten dele publiek wordt gedragen (al dan niet door middel van de rechtstreekse ontvangst van staatssteun of door gebruikmaking van de NOW-regeling). De auteurs wijzen expliciet op de maatschappelijke verantwoordelijkheid van vennootschappen voor klimaatverandering, de belastingmoraal, beloningsverhoudingen binnen de onderneming en diversiteit.

De auteurs betogen dat het aanvullen van de wettelijke taakomschrijving van bestuurders en commissarissen de maatschappelijke oriëntatie van bestuurders en commissarissen zal bevorderen. Zij stellen dan ook voor om deze maatschappelijke zorgplicht voor bestuurders als volgt in artikel 2:129 lid 5 (voor de N.V.) en artikel 2:239 lid 5 BW (voor de B.V.) te codificeren:

Bij de vervulling van hun taak richten de bestuurders zich naar het belang van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming. Daarbij zorgen zij dat de vennootschap deelneemt aan het maatschappelijk verkeer als een verantwoordelijke vennootschap.

De auteurs stellen voor de maatschappelijke zorgplicht voor commissarissen als volgt in artikel 2:140 (voor de N.V.) en artikel 2:250 lid 2 BW (voor de B.V.) te codificeren:

De raad van commissarissen heeft tot taak toezicht te houden op het beleid van het bestuur en op de algemene gang van zaken in de vennootschap en de met haar verbonden onderneming. Hij staat het bestuur met raad ter zijde. Bij de vervulling van hun taak richten de commissarissen zich naar het belang van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming. Daarbij zien zij erop toe dat de vennootschap deelneemt aan het maatschappelijk verkeer als een verantwoordelijke vennootschap.

De auteurs bepleiten daarnaast de codificatie van de (niet-dwingendrechtelijke) norm dat vennootschappen hun bestaansgrond vastleggen in de statuten. Met bestaansgrond wordt bedoeld: het doel dat de vennootschap uiteindelijk ten behoeve van de samenleving beoogt te bewerkstelligen. De auteurs stellen voor om een nieuw lid aan artikel 2:66 (voor de N.V.) en artikel 2:177 BW (voor de B.V.) toe te voegen, dat als volgt zal luiden:

De vennootschap kan in haar statuten vastleggen welk uiteindelijk doel zij in de samenleving nastreeft, alsmede de waarden en beginselen formuleren die daarbij leidend zijn.”

De 25 hoogleraren concluderen met een sterk – politiek gekleurd - statement: “We hoeven ons niet neer te leggen bij de werkelijkheid dat ondernemingen door een overmatige oriëntatie op eigen financieel succes en daarmee gepaard gaande waardecreatie voor aandeelhouders onthecht zijn geraakt van de samenleving.”

Het volledige artikel in Ondernemingsrecht kan hier worden geraadpleegd.