Tuchtprocedure belastingadviseur

Tuchtprocedure belastingadviseur

Een belastingadviseur houdt zich grofweg bezig met twee zaken. Enerzijds is een belastingadviseur veel bezig met compliance, in die zin dat hij voor de cliënt het dagelijkse contact onderhoudt met de belastingdienst en aangifte doet van verschillende belastingen. Anderzijds adviseert een belastingadviseur. Zo geeft de belastingadviseur advies over hoe de cliënt zijn zaken belastingtechnisch het beste kan inrichten. Als belanghebbenden menen dat de belastingadviseur steken heeft laten vallen, dan kan het tuchtrecht aan de orde komen. Het tuchtrecht van belastingadviseurs is niet wettelijk geregeld. Wel hebben de beroepsverenigingen de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (“NOB”) en het Register Belastingadviseurs (“RB”) ieder hun eigen tuchtrechtspraak, het zogeheten ‘verenigingstuchtrecht’. Als daar aanleiding voor is, dan kan de praktijkuitoefening van de leden worden getoetst aan dit tuchtrecht.

Wie kan er klagen over de belastingadviseur? 
Iedereen die daarbij een direct belang heeft, kan tegen een NOB-lid of RB-lid een klacht indienen. Dit kunnen bijvoorbeeld cliënten van de belastingadviseur zijn. Ook kunnen de besturen van de NOB en het RB, de directeur-generaal van de Belastingdienst en het Bureau Financieel Toezicht een klacht indienen tegen een NOB-lid of RB-lid. Specifiek voor de NOB geldt ook nog dat de leden klachten tegen elkaar kunnen indienen. 

Welke tuchtinstanties zijn er? 
Zowel bij het NOB-tuchtrecht als bij het RB-tuchtrecht wordt een klacht in eerste instantie behandeld door een ‘Raad van Tucht’. De Raad van Tucht van de NOB bestaat uit twee (voormalige) rechters, minimaal drie NOB-leden en minimaal drie fiscalisten die geen lid van de NOB zijn. De Raad van Tucht van het RB bestaat uit twee (voormalige) rechters en minimaal drie RB-leden.

Tegen een uitspraak van de Raad van Tucht van de NOB kan hoger beroep worden ingesteld bij de Raad van Beroep van de NOB. Tegen een uitspraak van de Raad van Tucht van het RB kan hoger beroep worden ingesteld bij de Raad van Beroep van het RB. Uitspraken van deze Raden van Beroep zijn definitief. 

Wat zijn de ontvankelijkheidseisen? 
De Raad van Tucht van de NOB neemt elke klacht wegens schending van de statuten van de NOB, de wet- en regelgeving en van ‘al wat overigens in strijd is met de eer en waardigheid van het beroep’ in behandeling. Een uitzondering op deze regel is dat een klacht niet in behandeling wordt genomen als deze betrekking heeft op handelen of nalaten dat meer dan tien jaar geleden heeft plaatsgevonden. 

Het RB-tuchtrecht kent aanzienlijk kortere klachttermijnen. Een klacht die wordt ingediend na verloop van één jaar na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van het RB-lid tegen wie de klacht is gericht, wordt niet-ontvankelijk verklaard. Een klacht wordt daarnaast niet-ontvankelijk verklaard als meer dan vijf jaar na het gewraakte handelen of nalaten is verstreken. 

Naast deze klachttermijnen is bij het RB-tuchtrecht van belang dat de Raad van Tucht bevoegd is om van de klager een waarborgsom te verlangen voor de kosten van de procedure. De hoogte daarvan wordt vastgesteld door het bestuur van het RB. Als de klager de waarborgsom niet binnen veertien dagen na de verzending van het betalingsverzoek voldoet, dan wordt de klacht niet in behandeling genomen.

Hoe ziet de procedure bij de tuchtinstanties eruit?
De procedure bij de Raad van Tucht van de NOB vangt aan met de indiening van de klacht. Vervolgens stuurt de Raad van Tucht gelijktijdig een ontvangstbevestiging aan de klager en een kopie van de klacht aan de verweerder. De verweerder krijgt vervolgens één maand de tijd om een verweerschrift in te dienen. 

De Raad van Tucht van de NOB kan in de volgende gevallen besluiten tot sluiting van het onderzoek en een vereenvoudigde behandeling van de klacht: 

  1. indien de Raad van Tucht kennelijk onbevoegd is; 
  2. indien de klacht kennelijk niet-ontvankelijk is;
  3. indien de klacht kennelijk gegrond is; en
  4. indien de klacht kennelijk ongegrond is. 

Als er geen reden is voor een vereenvoudigde behandeling van de klacht, dan kan de Raad van Tucht van de NOB op verzoek van de verweerder of eigener beweging besluiten dat partijen schriftelijk dienen te repliceren en dupliceren voordat een zitting wordt gepland. Als de Raad van Tucht dit niet nodig acht, dan bepaalt zij direct een zittingsdatum. 

Op de zitting kunnen op verzoek van de klager of de verweerder of ambtshalve getuigen en deskundigen worden gehoord. Partijen kunnen zich op de zitting laten bijstaan door een advocaat of andere vertegenwoordiger. 

De Raad van Tucht doet na afloop van de zitting uitspraak over de gegrondheid van de klacht. Zij is daarbij in beginsel niet gebonden aan een termijn. 

Klager en verweerder kunnen binnen twee maanden nadat de uitspraak per post is bezorgd beroep instellen tegen de uitspraak bij de Raad van Beroep. De procedurele regels die gelden voor de procedure voor de Raad van Tucht van de NOB gelden eveneens voor de procedure voor de Raad van Beroep van de NOB.

De procedure bij de Raad van Tucht (en de Raad van Beroep) van het RB komt voor een groot deel overeen met de procedure bij de Raad van Tucht (en de Raad van Beroep) van de NOB. Een verschil is dat de klager en de verweerder in de procedure bij de Raad van Tucht (en de Raad van Beroep) van het RB automatisch dienen te repliceren en dupliceren, tenzij de voorzitter van de Raad van Tucht beslist om van deze regel af te wijken. Een ander verschil is dat de Raad van Tucht (en de Raad van Beroep) van het RB binnen zes weken nadat de behandeling ter zitting is gesloten uitspraak behoort te doen, terwijl het NOB-tuchtrecht daarvoor geen termijn stelt. Deze termijn kan overigens één keer worden verlengd. Verder wijkt de procedure bij de Raad van Tucht (en de Raad van Beroep) van het RB niet wezenlijk af van de procedure bij de Raad van Tucht (en de Raad van Beroep) van de NOB. 

Welke materiële toets voeren de tuchtinstanties uit? 
De Raad van Tucht (en de Raad van Beroep) van de NOB toetst het handelen of nalaten van het lid waartegen een klacht is ingediend aan de norm die is vastgelegd in artikel 17 lid 1 van de statuten van de NOB. Deze luidt als volgt: 

“een lid is gehouden zijn werkzaamheden op een eerlijke, zorgvuldige en behoorlijke wijze te verrichten, zich te houden aan wet- en regelgeving en zich verder te onthouden van al wat overigens in strijd is met de eer en waardigheid van het beroep.”

Deze norm wordt nader ingevuld door het Reglement Beroepsuitoefening van de NOB. In dit reglement zijn onder meer de volgende gedragsregels uitgewerkt:

  1. een lid behoort te vermijden dat zijn vrijheid en onafhankelijkheid in de uitoefening van het beroep in gevaar kunnen komen;
  2. een lid maakt aan cliënten en derden waar nodig duidelijk dat hij optreedt in de hoedanigheid van belastingadviseur; 
  3. een lid is verplicht tot geheimhouding van alles wat in de uitoefening van zijn beroep te zijner kennis komt; 
  4. een lid onderhoudt zijn vakkennis en houdt ontwikkelingen op zijn vakgebied en beroepsuitoefening bij, zodat zijn kennis en vaardigheden die vereist zijn voor de uitoefening van zijn beroep actueel en op academisch niveau blijven;
  5. een lid zorgt ervoor dat het risico van zijn beroepsaansprakelijkheid door een adequate verzekering is gedekt;
  6. een lid gaat geen cliëntrelatie aan indien hij niet beschikt of kan beschikken over voldoende deskundigheid om de door de cliënt gevraagde dienstverlening te kunnen uitvoeren; en
  7. een lid richt zijn declaratie zo in dat daaruit kan worden afgeleid wat er aan honorarium, verschotten en btw in rekening wordt gebracht.

De Raad van Tucht (en de Raad van Beroep) van het RB toetst het handelen of nalaten van het RB-lid waartegen een klacht is ingediend aan de statuten en reglementen van het RB, waaronder het Reglement Beroepsuitoefening Register Belastingadviseurs. In dit reglement zijn vergelijkbare gedragsregels uitgewerkt als in het Reglement Beroepsuitoefening van de NOB.

Waar kan de tuchtprocedure toe leiden?
De procedures bij de Raad van Tucht (en de Raad van Beroep) van de NOB en het RB kunnen leiden tot (i) niet-ontvankelijkverklaring van de klacht, (ii) ongegrondverklaring van de klacht of (iii) gegrondverklaring van de klacht, al dan niet met oplegging van een maatregel. 

Zowel de Raad van Tucht (en de Raad van Beroep) van de NOB als de Raad van Tucht (en de Raad van Beroep) van het RB kunnen de volgende maatregelen opleggen:

  • waarschuwing; 
  • berisping; 
  • schorsing als lid voor ten hoogste zes maanden; en
  • ontzetting uit het lidmaatschap. 
Terug naar de vorige pagina