De maatschappelijke onderneming als kersverse BVM of als oude vertrouwde coöperatie?

Aangemaakt: 13 maart 2023

De maatschappelijke onderneming als kersverse BVM of als oude vertrouwde coöperatie?

Onze collega Lotte Smelik schreef in MvO 2022, afl. 10 & 11 (Boom uitgevers Den Haag) onderstaand artikel.

Het Nederlandse ondernemersklimaat voor maatschappelijke ondernemingen is (nog) niet optimaal. De auteur concludeert in deze bijdrage dat zowel de kersverse BVm als de oude vertrouwde coöperatie knelpunten van maatschappelijk ondernemers grotendeels kunnen wegnemen. Het vergelijkende onderzoek resulteert in een aantal aanbevelingen voor het BVm-wetsvoorstel, dat binnenkort in internetconsultatie gaat.

1 Inleiding

We leven in een tijd van grote sociale en maatschappelijke uitdagingen. Ondernemingen kunnen een rol spelen bij de oorzaak van deze uitdagingen, maar zij kunnen ook bijdragen aan de oplossing ervan. Er is dan ook steeds meer aandacht voor het stimuleren en reguleren van maatschappelijk en verantwoord ondernemen. Nadat winstmaximalisatie jarenlang een vanzelfsprekend hoofddoel was voor veel ondernemingen, lijkt het paradigma te verschuiven naar maatschappelijk verantwoorde doelstellingen en impact maken.

In de literatuur zijn ideeën geopperd voor een meer duurzame en verantwoorde inrichting van ons vennootschapsrecht. Te denken valt aan de pleitbezorgers van de wettelijke zorgplicht voor bestuurders en commissarissen tot verantwoordelijke deelname van de vennootschap aan het maatschappelijk verkeer. 1 Ook noemenswaardig is de discussie over een verplichte purposeverklaring voor grote vennootschappen, waarin wordt vastgelegd welk doel de vennootschap en haar onderneming in de samenleving nastreven en welke waarden en beginselen daarbij leidend zijn.2 De rechter deed ook een beroep op de verantwoordelijkheid van ondernemingen in de spraakmakende rechtszaken tegen Shell in 2021.3 Op wetgevingsgebied is evenmin stilgezeten. In Nederland en in de Europese Unie zijn wetsvoorstellen gepubliceerd gericht op een zorgplicht voor ondernemingen om mensenrechten, gezondheid en duurzaamheid in de eigen productieketen te waarborgen.4

Een ander wetgevend initiatief op het gebied van maatschappelijk ondernemen is de ‘Aanzet voor een wettelijke regeling voor een besloten vennootschap met maatschappelijk doel (BVm)’ (hierna: de Aanzet), die op 9 maart 2021 werd gepubliceerd voor internetconsultatie.5 Over de Aanzet is al veel geschreven. Het idee van een maatschappelijke status voor ondernemingen wordt over het algemeen toegejuicht, maar in de literatuur en in de zestig publieke reacties op de internetconsultatie is ook kritiek geuit. Een overkoepelende vraag blijft naar mijn mening onderbelicht: in hoeverre neemt de kersverse BVm de problemen weg waar Nederlandse maatschappelijke ondernemingen tegenaan lopen? Aansluitend dient de vraag zich aan of deze problemen niet (ook) kunnen worden opgelost binnen het huidige arsenaal aan rechtsvormen. Er is eerder gezinspeeld op de oude vertrouwde coöperatie als vehikel voor maatschappelijk ondernemen, onder meer vanwege de mogelijkeid tot inspraak van stakeholders en de vrijheid van inrichting van de coöperatie.6 In andere Europese landen wordt een coöperatieve rechtsvorm al vaker gebruikt voor maatschappelijke ondernemingen.7 Het potentieel van de BVm om aan de wensen van maatschappelijke ondernemers tegemoet te komen wordt daarom vergeleken met dat van de coöperatie, de rechtsvorm die in (maatschappelijk) ondernemend Nederland aan populariteit wint.

Aan de hand van de knelpunten die in verschillende onderzoeken naar maatschappelijke ondernemingen zijn gesignaleerd, wordt in deze bijdrage onderzocht in hoeverre de BVm en de coöperatie deze knelpunten zouden kunnen wegnemen. Daartoe wordt eerst uiteengezet waar maatschappelijke ondernemingen tegenaan lopen, waarbij ook aandacht wordt besteed aan de definitie ‘maatschappelijke onderneming’ (par. 2). Vervolgens wordt de Aanzet toegelicht en komt aan bod in hoeverre de BVm de gesignaleerde knelpunten kan oplossen (par. 3). De kenmerken van de coöperatie en haar potentieel om de knelpunten weg te nemen worden daarna besproken (par. 4). De conclusies uit dit artikel vertalen zich op de valreep in aanbevelingen voor het BVm-wetsvoorstel (par. 5).
 

2 Knelpunten voor maatschappelijke ondernemingen

2.1 De definitie van een ‘maatschappelijke onderneming’
De afgelopen jaren is uitvoerig onderzoek gedaan naar de wensen en knelpunten van het groeiende aantal maatschappelijke ondernemingen.8 Met een ‘maatschappelijke onderneming’ wordt in deze bijdrage gedoeld op een zelfstandige onderneming die een product of dienst levert en primair en expliciet een maatschappelijk doel nastreeft.9 Het gaat om een onderneming die op constante basis producten of diensten produceert en/of verkoopt.10 Het zelfstandige element is tweeledig. De onderneming moet economisch onafhankelijk zijn, in die zin dat zij niet volledig afhankelijk is van subsidies, schenkingen en donaties.11 Daarnaast moet de maatschappelijke onderneming organisatorisch onafhankelijk zijn van de overheid en ‘reguliere’ ondernemingen. Deze organisaties mogen geen beslissende invloed hebben op de onderneming en haar beleid.12

Volgens de Aanzet zijn maatschappelijke ondernemingen te herkennen doordat zij niet het maken van winst maar het realiseren van positieve maatschappelijke impact vooropstellen.13 Dat betekent niet dat financieel rendement taboe is. Integendeel: winst van de onderneming kan dienstig zijn aan het maatschappelijke doel als zij wordt ge(her)investeerd in dat doel. Financiële winst is voor de maatschappelijke onderneming echter geen doel op zich, maar een middel om maatschappelijke winst na te streven. Daarin onderscheidt dit soort ondernemingen zich van de reguliere onderneming.14

Deze definitie van de maatschappelijke onderneming wordt door Heesakkers terecht onderscheiden van (maatschappelijk) verantwoord ondernemen. Met dit laatste wordt volgens hem gedoeld op de verantwoordelijkheid die in toenemende mate van alle ondernemingen wordt verwacht op het gebied van maatschappelijke en milieugerelateerde problemen.15 De BVm-wet is niet voor alle ondernemingen relevant. Uitgangspunt van de Aanzet is dat de onderneming zelf kiest voor de BVm-status en bijbehorende verplichtingen.

2.2 De knelpunten waar maatschappelijke ondernemingen tegenaan lopen
Drie obstakels voor de ontwikkeling van de maatschappelijke onderneming springen in het oog doordat ze herhaaldelijk worden vermeld in onderzoeken. Gesignaleerde obstakels die losstaan van de rechtsvormkeuze van de maatschappelijke onderneming worden in deze bijdrage buiten beschouwing gelaten. 16

Het eerste probleem waar veel ondernemers tegenaan lopen, is de (h)erkenning van de maatschappelijke onderneming als zodanig.17 Voor een maatschappelijke onderneming is het moeilijk om zich te positioneren binnen de traditionele indeling van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid die is gericht op zuiver commerciële doelstellingen en de stichting die een statutair verankerd ideëel doel en een winstuitkeringsverbod heeft. Ondanks het bestaan van private labels als de B Corp-certificering die het maatschappelijke karakter benadrukken, zijn financiers, afnemers, consumenten en andere stakeholders kennelijk nog onvoldoende bekend met het bestaan van de maatschappelijke onderneming en de implicaties daarvan. Er is behoefte aan een rechtsvorm die het hybride karakter van de maatschappelijke onderneming benadrukt: een onderneming die primair maatschappelijke doelen nastreeft, maar wel winst wil kunnen maken. Overigens vragen ook stakeholders om een betere erkenning en herkenning van maatschappelijke ondernemingen.18

De traditionele indeling in het vennootschapsrecht brengt daarnaast belemmeringen met zich mee bij het verkrijgen van financiering en kapitaal.19 Een stichting kan geen aandelen uitgeven en kan daarom moeilijk extern kapitaal aantrekken, terwijl de BV weer lastiger aanspraak maakt op giften en sommige subsidies.20 Financiers zijn terughoudend met het verstrekken van financiering aan een organisatie waar winst niet op de eerste plek staat, maar op een maatschappelijke onderneming in de vorm van een commerciële BV wordt argwanend gereageerd.21 Tegelijkertijd zijn investeerders en financiers onvoldoende bekend met de onderneming die hoofdzakelijk maatschappelijke impact nastreeft, met financieel rendement als bijvangst.22 De maatschappelijke onderneming heeft ook vaak een innovatief bedrijfsmodel dat nieuw is voor de financier. 23 Door een gebrek aan (h)erkenning sluiten de financieringsvoorwaarden niet goed aan op de maatschappelijke onderneming. 24 Andersom sluiten voorwaarden in de vorm van hoge kosten voor kapitaal niet aan op de ‘impact first’-gedachte van maatschappelijke ondernemingen.25

Deze knelpunten hangen bovendien samen met de moeite om maatschappelijk rendement inzichtelijk te maken.26 Het is duur en ingewikkeld om te meten wat het concrete resultaat is van een maatschappelijk project, en in hoeverre dat resultaat effect heeft op de samenleving. Zowel voor de interne organisatie als naar buiten toe wil de maatschappelijke ondernemer de maatschappelijke impact inzichtelijk kunnen maken.27

Kortom, grote knelpunten waar maatschappelijke ondernemingen tegenaan lopen, zijn (1) onvoldoende (h)erkenning als maatschappelijke onderneming, (2) daarmee samenhangende problemen met het aantrekken van financiering en kapitaal, en (3) het inzichtelijk maken van maatschappelijk rendement. Voordat aan bod komt in hoeverre de BVm en de coöperatie deze knelpunten wegnemen, worden de kenmerken van beide rechtsvormen geschetst.

Maatschappelijke BV’s hebben zo een streepje voor op vennootschappen zonder het label bij het verwerven van impactfinanciering. Bijkomend voordeel van de BVm is dat zij een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid is. Daardoor kan de BVm ook kapitaal aantrekken door aandelen uit te geven.

3 De BVm

3.1 De BVm in vogelvlucht
De Aanzet laat zich als volgt samenvatten. De BVm is geen nieuwe rechtsvorm of een modaliteit op bestaande rechtsvormen. Boek 2 BW blijft van toepassing op de BVm en de fiscale status van de BVm is gelijk aan die van de BV.28 De BVm is een status die wordt toegekend aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid die voldoet aan bepaalde vereisten. 29 De status kan worden geregistreerd in het handelsregister van de Kamer van Koophandel en in de handelsnaam mag de toevoeging ‘besloten vennootschap met maatschappelijk doel’ of ‘BVm’ worden gebruikt.30

De BVm is verplicht met haar werkzaamheden een in de statuten omschreven doel van maatschappelijk belang na te streven of te bevorderen.31 Van belang is dat de BVm rechtstreeks gericht moet zijn op een maatschappelijk belang en dat niet wordt uitgegaan van een slechts zijdelings gunstig maatschappelijk effect.32 Als de onderneming geen doel van maatschappelijk belang zoals gedefinieerd in de BVm-wet in haar statuten heeft verankerd, mag de status BVm niet in de handelsnaam worden gebruikt. Gebeurt dat toch, dan kan iedere belanghebbende bij de kantonrechter verzoeken de vennootschap die de verboden naam voert te veroordelen tot wijziging van de handelsnaam.33 De BVm waarvan de feitelijke werkzaamheid in ernstige mate in strijd is met het statutaire doel, kan op verzoek van een belanghebbende of het Openbaar Ministerie worden ontbonden.34

De statuten van een BVm bepalen de bestemming van het overschot na vereffening van een ontbonden BVm, of de wijze waarop die bestemming wordt vastgesteld. Het overschot wordt bestemd voor een andere BVm of voor een andere rechtspersoon die een ideëel of sociaal doel nastreeft.35 De vereffenaar draagt het overschot over conform de statutaire bestemming. Als de statutaire regeling niet leidt tot de aanwijzing van een of meer gerechtigden, keert de vereffenaar het overschot uit aan de Staat, die het zo veel mogelijk overeenkomstig het doel van de BVm besteedt.36 De regeling doet denken aan de bestemming van het overschot van een ontbonden stichting.37 In de voorgestelde BVm-regeling wordt echter onderstreept dat er geen sprake is van een strikte doelbinding, zoals bij de ontbinding van een stichting aan de orde is.38 Het overschot kan immers worden bestemd voor een rechtspersoon met een ander statutair doel dan dat van de ontbonden BVm, mits dat doel maatschappelijk, sociaal of ideëel is.

De mogelijkheid tot het doen van uitkeringen van winst of reserves mag niet worden uitgesloten in de doelomschrijving, omdat een zeker winstrecht van de aandeelhouder volgens de Aanzet gewaarborgd moet blijven.39 Er is ook geen winst- of vermogensklem opgenomen. Wel moet bij de bestemming van de winst en vaststelling van uitkeringen de verwezenlijking of bevordering van het maatschappelijke doel vooropstaan, voor zover dit de instandhouding en de langetermijnbelangen van de aan de vennootschap behorende onderneming niet in gevaar brengt.40 Als referentiepunt noemt de Aanzet dat minstens 50% van de over een boekjaar gemaakte winst wordt aangewend voor het maatschappelijke doel.41 De Aanzet benadrukt echter de beoordelingsvrijheid van de ondernemer om, mede op basis van de specifieke (financiële) omstandigheden van de onderneming, een passende winstbestemming vast te stellen.

De BVm is, uitzonderingen daargelaten, verplicht een maatschappelijk winst- en reservebeleid te voeren en openbaar te maken.42 Ook heeft de onderneming – afhankelijk van haar grootte – administratieve verplichtingen in de vorm van openbaar toegankelijke maatschappelijke verslaglegging.43 Uit die verslaglegging moeten het doel en de werkzaamheid van de BVm, en de gerealiseerde maatschappelijke waarde blijken.

Tot slot zijn er verzetmogelijkheden voor belanghebbenden bij een fusie of splitsing waarbij de verkrijgende rechtspersoon geen BVm is, en bij beëindiging van toepasselijkheid van de BVm-wet.44 Een stichting of vereniging die collectieve belangen behartigt van dezelfde categorie als het maatschappelijke doel dat de BVm in kwestie nastreeft, kan daarnaast een enquêteverzoek indienen bij de Ondernemingskamer.45

3.2 Het potentieel van de BVm om knelpunten voor maatschappelijke ondernemingen weg te nemen

3.2.1 De (h)erkenning van de BVm als maatschappelijke onderneming
Het doel van de BVm-wet is volgens de Aanzet ‘de erkenning en daarmee betere herkenning van maatschappelijke ondernemingen’.46 Maatschappelijke ondernemingen wordt de mogelijkheid geboden om zich ‘gemeenschappelijk in de samenleving en het economisch verkeer zichtbaar te onderscheiden van andere ondernemingen’.47 Op papier beoogt de Aanzet dus een belangrijk obstakel voor maatschappelijke ondernemers weg te nemen. In de praktijk ligt dat gecompliceerder, zoals hierna zal blijken.

Op het eerste gezicht kan het voeren van de titel BVm bijdragen aan de (h)erkenning van de maatschappelijke onderneming. Stakeholders zullen om praktische redenen niet altijd in het handelsregister kijken of de onderneming een BVm is, maar de aanduiding BVm of Maatschappelijke BV zal ook in de externe communicatie worden gebruikt. De titel heeft autoriteit omdat deze is gebaseerd op een wet, welke wet specifiek is gericht op maatschappelijke ondernemingen. Gelet op de uitgesproken behoefte van stakeholders uit verschillende hoeken aan een centrale ‘maatschappelijke’ titel zal het publiek, zeker in de zakenwereld en publieke sector, bekend zijn of raken met de naam en implicaties van de BVm.

Men kan zich afvragen wat het voeren van de titel BVm toevoegt ten opzichte van de bestaande maatschappelijke titels als de B Corp-certificering, de Prestatieladder Socialer Ondernemen, de Social Handprint en de Code Sociaal Ondernemen (via registratie in het Register Sociale Ondernemingen).48 De private certificeringen, waarvoor andere voorwaarden gelden dan voor de BVm, zullen niet verdwijnen door de komst van de BVm. De wetgever gaat op het gebied van maatschappelijke keurmerken dus concurreren met private initiatieven. Het is de vraag of het wettelijke label de betere (h)erkenning die de maatschappelijke ondernemer mist wél kan bereiken. De BVm heeft als voordeel dat de handelsnaam wordt gewijzigd en mag worden gebruikt in de externe communicatie. Daarnaast zijn er meer (wettelijke) handhavingsmogelijkheden voor stakeholders om de maatschappelijke doelstelling te waarborgen. Als gevolg daarvan kan de BVm meer gezag krijgen. Zo bezien heeft de BVm-status meerwaarde ten opzichte van de private labels. Overigens kan een maatschappelijke onderneming natuurlijk meerdere labels dragen.

In welke mate het dragen van de titel BVm uiteindelijk de (h)erkenning van maatschappelijke ondernemingen bevordert, zal ook afhankelijk zijn van de definitieve vereisten voor toepasselijkheid van de BVm-wet. Volgens sommige auteurs zijn die vereisten niet streng genoeg en bestaat het risico op social washing.49 De Aanzet is gebaseerd op ondernemers- en beoordelingsvrijheid. De BV kiest zelf voor toepassing van het regime en de wet bevat meerdere open normen.50 De open norm die het meest in het oog springt, is die van de algemene aandeelhoudersvergadering (en het bestuur met zijn weigeringsbevoegdheid) om het maatschappelijke doel voorop te stellen bij de winstbestemming, met instandhouding van de langetermijnbelangen van de BVm. De vrijblijvendheid van dit criterium valt op, omdat een verplichte herinvestering van een deel van de omzet vaak wordt gezien als belangrijk kenmerk van maatschappelijk ondernemen.51 Als het verwerven van de BVm-status te makkelijk wordt en ondernemingen misbruik maken van de vrijheid in de winstbestemming, kan dat ten koste gaan van de gewenste maatschappelijke uitstraling van de BVm.

Het risico op social washing en de nadelige gevolgen kunnen worden geminimaliseerd door een centrale, onafhankelijke toezichtinstantie, die Stokkermans en Zillikens-Loos voorstellen. 52 Deze instantie houdt toezicht op potentieel misbruik van de BVm, maar bouwt ook expertise op, geeft feedback en kan richting geven aan de invulling van de wettelijke normen. De invoering van een dergelijke instantie is naar mijn mening een goed idee. De handhaving ligt dan niet meer (enkel) in handen van de stakeholders. Stakeholders kunnen namelijk worden ontmoedigd door de tijd en kosten van een procedure en de ontvankelijkheidsvereisten bij de Ondernemingskamer. De centrale toezichtinstantie kan consequent en preventief handelen. Zij draagt op een actieve manier bij aan de ontwikkeling van maatschappelijk ondernemen. Door tijdige hulp en toezicht van de toezichtinstantie kunnen lastenverzwarende civiele procedures voor de maatschappelijke onderneming mogelijk worden voorkomen. Via de centrale toezichtinstantie wordt het risico op social washing dus verkleind, waardoor de BVm haar gezaghebbende status kan behouden.53

3.2.2 De financiering van de BVm
In potentie kan de BVm dus zeker bijdragen aan de herkenning en erkenning van maatschappelijke ondernemingen. Meer bekendheid met het concept en businessmodel van de maatschappelijke onderneming leidt mogelijk ook tot een aanpassing van de traditionele financieringsvoorwaarden. Het uitdragen van het maatschappelijke label kan daarnaast een gunstig effect hebben op financiering van partijen die willen investeren in een onderneming die maatschappelijke impact maakt (impactfinanciers). Datzelfde geldt voor het aantrekken van subsidies en donaties van partijen die dat geld ten goede willen laten komen van de maatschappelijke doelstelling van de onderneming. Deze financiers hebben de garantie van een statutair maatschappelijk doel dat wordt nagestreefd en dat voorop moet staan bij de bestemming van de winst. Maatschappelijke BV’s hebben zo een streepje voor op vennootschappen zonder het label bij het verwerven van impactfinanciering. Bijkomend voordeel van de BVm is dat zij een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid is. Daardoor kan de BVm ook kapitaal aantrekken door aandelen uit te geven.

3.2.3 Het meten van de maatschappelijke impact van de BVm
De derde gesignaleerde uitdaging voor maatschappelijke ondernemingen kan de BVm minder goed het hoofd bieden. In de Aanzet is opgenomen dat de BVm haar maatschappelijke waarde moet meten en inzichtelijk moet maken. Dat is een goede zaak, maar er worden geen specifieke kwaliteitseisen gesteld aan die verslaglegging.54 Maatschappelijke ondernemingen lopen er nu juist tegenaan dat het duur en ingewikkeld is om te meten wat het concrete maatschappelijke resultaat is. Kwaliteitseisen of richtlijnen vanuit de overheid zouden de gewenste handvatten kunnen geven. Zo kunnen een gezamenlijke taal en data-infrastructuur worden nagestreefd, die de verschillende manieren van impactmeting reguleren.55

De Aanzet verbindt er ook geen gevolgen aan als een BVm nalaat maatschappelijke impact meetbaar of inzichtelijk te maken. Feitelijk kan een onderneming die een statutair maatschappelijk doel nastreeft het BVm-label dragen zonder aantoonbaar maatschappelijke impact te genereren. Het ontbreken van strengere regels ten aanzien van meetbaar maatschappelijk rendement kan bovengenoemde (impact)financiers afschrikken.56 Zij kunnen niet controleren of hun investering daadwerkelijk tot de gewenste maatschappelijke impact leidt. Als blijkt dat Maatschappelijke BV’s regelmatig geen maatschappelijk rendement kunnen tonen, kan dat ook ten koste gaan van de maatschappelijke uitstraling van de BVm en dus de (h)erkenning daarvan.

Zowel maatschappelijke ondernemingen als stakeholders zijn gebaat bij een deugdelijke meting van maatschappelijke impact. In dit kader is de verdere ontwikkeling van het Impactpad toe te juichen. Het Impactpad is een meetinstrument voor maatschappelijke impact dat in opdracht van de overheid is ontwikkeld. De doorontwikkeling van het Impactpad is door het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) aangekondigd in de Kamerbrief van 10 juli 2020, waarin de komst van de BVm werd gepresenteerd.57

4 De coöperatie

4.1 De coöperatie in vogelvlucht
De coöperatie is een bij notariële akte als coöperatie opgerichte vereniging. De rechtsvorm kenmerkt zich door de tweezijdige betrokkenheid van de leden. Enerzijds zijn zij lid van de coöperatie in verenigingsrechtelijke zin. Anderzijds zijn zij zakelijke contractspartij van de coöperatie, bijvoorbeeld als leverancier, afnemer of werknemer. De coöperatie drijft een onderneming met de leden én ten behoeve van de leden. Samenwerking ligt aan de basis van de coöperatieve vereniging.

Het karakter van de coöperatie is in de kern besloten. Het sluiten van overeenkomsten als die welke de coöperatie sluit met haar leden, is alleen toegestaan met derden als dat statutair is geregeld en als de overeenkomsten met leden niet van ondergeschikte betekenis zijn.58 Het besloten karakter heeft de coöperatie ook te danken aan de onoverdraagbaarheid van het lidmaatschap en het feit dat het lidmaatschap niet vererft.59 De coöperatie heeft een vrije toe- en uittreding van haar leden. Wel mogen er (financiële) statutaire voorwaarden worden gesteld aan de uittreding die conform het doel en de strekking van de coöperatie zijn, zodat ledenbinding wordt gestimuleerd. 60 Leden van de coöperatie zijn tegenover de coöperatie voor gelijke delen aansprakelijk voor het tekort na ontbinding, mits aansprakelijkheid niet is beperkt of uitgesloten.61

Het doel van de coöperatie is wettelijk voorgeschreven. Zij moet voorzien in de stoffelijke behoeften van haar leden.62 Op verschillende manieren kan de coöperatie financiële voordelen ten goede laten komen aan haar leden:

  1. door de kosten van het zakelijk verkeer te verminderen;
  2. door uitdelingen aan de leden te doen in de vorm van voorschot-, na- en/of slotbetalingen; of
  3. door een aandeel in de jaarwinst na afloop van het boekjaar. 63

De coöperatie is een flexibele rechtsvorm met vrijheid van inrichting. Zij kan worden ingericht als vereniging met leden die (slechts) heffingen moeten storten en geen aanspraak maken op het vermogen van de coöperatie. Er bestaan echter ook coöperaties die certificaten uitgeven aan leden tegen volstorting van een nominaal bedrag.64 Ook met betrekking tot het bestuursmodel is veel mogelijk.65

In Nederland wint de coöperatie als rechtsvorm aan populariteit. In het laatste kwartaal van 2022 stonden er 3170 coöperatieve verenigingen geregistreerd in Nederland.66 Dat is bijna een verdubbeling ten opzichte van de 1700 coöperatieve verenigingen eind 2012.67

4.2 Het potentieel van de coöperatie om knelpunten voor maatschappelijke ondernemingen weg te nemen

4.2.1 De (h)erkenning van de coöperatie als maatschappelijke onderneming
De coöperatie wordt gekenmerkt door de ‘coöperatieve gedachte’. De rechtsvorm wordt regelmatig gebruikt voor duurzame doelen.68 Onder lokale burgerinitiatieven is de coöperatie als rechtsvorm geliefd. De (niet-bindende) universele coöperatiewaarden, waaronder solidariteit en maatschappelijke verantwoordelijkheid, dragen bij aan de maatschappelijke connotatie van de coöperatie.69 De naam van de rechtsvorm draagt zo bezien bij aan de (h)erkenbaarheid van de coöperatie als maatschappelijke onderneming.

De kenmerken van de coöperatie kunnen ook dienstbaar zijn aan het karakter van de maatschappelijke onderneming. De coöperatie is gericht op samenwerking tussen alle leden. Dat maakt de rechtsvorm geschikt voor inspraak en betrokkenheid van de stakeholders van de onderneming.70 Ook het maatschappelijk belang kan worden geborgd in de coöperatie. Mooie voorbeelden daarvan bestaan al. De duurzame energiecoöperatie streeft een lagere energierekening voor haar leden na en vermindert daarmee het gebruik van fossiele brandstoffen. De lokale zorgcoöperatie regelt voor haar leden toegankelijke en betaalbare zorg en ontlast het zorgstelsel.

Het is ook mogelijk om de belangen van de verschillende stakeholders te bundelen in de coöperatie. De coöperatie wordt dan ingericht als ‘multistakeholder-coöperatie’.71 Het idee daarachter is dat de stakeholders van de onderneming lid worden van de coöperatie en onderdeel van de governance. Aan de verschillende stakeholders worden op basis van (statutaire) afspraken financiële rechten en zeggenschapsrechten gegeven.72 Zo ontstaat een democratie van stakeholders. Ook een organisatie die de maatschappelijke belangen behartigt die de coöperatie nastreeft of de toekomstige generatie kan lid worden van de coöperatie.73

De wettelijke regeling van de coöperatie biedt de benodigde flexibiliteit voor een dergelijk model van zeggenschapsrechten en economische rechten. Ieder lid heeft stemrecht en stemrecht kan indien gewenst ook worden gedifferentieerd of via een ledenraad worden uitgebracht. Ook met betrekking tot financiële rechten is er veel mogelijk. Hoe het geld wordt verdeeld onder de leden is aan de leden van de coöperatie zelf. Denkbaar is een model waarin de leden die ‘handelen’ met de coöperatie (het zakelijk verkeer) een vaste vergoeding op basis van marktconforme prijzen ontvangen.74 De overgebleven winst kan worden uitgekeerd aan de kapitaalverschaffers en de maatschappelijke doelstelling.

De maatschappelijke uitstraling die de coöperatie al in zekere mate heeft, kan door het multistakeholdermodel worden vergroot. Dialoog met en inspraak van stakeholders worden gezien als een belangrijk kenmerk van een maatschappelijke onderneming.75 De formele rol van stakeholders in de onderneming kan de (h)erkenning van de maatschappelijke coöperatie ten goede komen.

4.2.2 De financiering van de coöperatie
De multistakeholder-coöperatie is ook interessant voor investeerders. De coöperatie plaatst zich als het ware tussen de BV en de vereniging in. Aan het investeerder-lid van de coöperatie kunnen certificaten worden uitgegeven met winstrechten, en de investeerder kan invloed uitoefenen via zeggenschapsrechten. Tegelijkertijd wordt het maatschappelijke doel gewaarborgd door de inspraak van andere stakeholder-leden, die de maatschappelijke belangen vertegenwoordigen.

Het is in theorie zelfs mogelijk om winst- en zeggenschapsrechten toe te kennen aan niet-leden die investeren in de coöperatie. 76 Wel is van belang dat de beslissende invloed op de kernaangelegenheden van de coöperatie in handen blijft van de gezamenlijke leden die zakelijk verkeer onderhouden met de coöperatie (ledendominantie).77 Al met al zijn er aantrekkelijke opties voor potentiële investeerders, waarmee tegemoet wordt gekomen aan de problematische mogelijkheden tot verkrijging van financiering en kapitaal voor maatschappelijke ondernemingen.

4.2.3 Het meten van de maatschappelijke impact van de coöperatie
Wanneer de belangen van de leden van een coöperatie parallel lopen met het maatschappelijke doel of een maatschappelijke organisatie als stakeholder de belangen veiligstelt, is er een grote mate van verbondenheid met de maatschappelijke doelstelling. Door de korte lijnen met de maatschappelijke subjecten kan relatief makkelijk kwalitatief en kwantitatief onderzoek worden gedaan naar de gerealiseerde maatschappelijke impact. Het gebrek aan adequate en betaalbare methoden voor impactmeting blijft echter problematisch, ook voor de maatschappelijke coöperatie.

4.2.4 Multirechtsvormlabel
De coöperatie is in haar huidige vorm dus prima uitgerust om aan de wensen van maatschappelijke ondernemers tegemoet te komen. Toch dient de vraag zich aan of de maatschappelijke coöperatie niet nog beter (h)erkenbaar is als zij het wettelijke maatschappelijke label draagt. Het Ministerie van EZK acht de coöperatie niet geschikt voor het wettelijke maatschappelijke label vanwege het wettelijk voorgeschreven doel.78 Een wezenlijk knelpunt zou zijn dat het primaire doel van de coöperatie het voorzien in de stoffelijke behoeften van de leden is. Dit zou nauwelijks verenigbaar zijn met de voorwaarde dat het maatschappelijke doel voorop moet staan bij bestemming van de winst, tenzij de leden van de coöperatie zelf het maatschappelijke doel zijn.

De redenatie in de Aanzet is niet overtuigend. De coöperatie kan zo worden ingericht dat het maatschappelijke doel wordt geborgd door inspraak van een maatschappelijke organisatie of doordat de belangen van de leden parallel lopen aan dat doel. Het is ook niet verboden voor de coöperatie om naast de stoffelijke behoeften van de leden een ideëel of sociaal doel na te streven.79 Het dienen van de stoffelijke behoeften van de leden mag alleen niet van ‘geheel ondergeschikte’ betekenis zijn.80 Bovendien heeft de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ook een duidelijk commercieel karakter en wordt in de Aanzet benadrukt dat een zeker winstrecht van de aandeelhouder van de maatschappelijke onderneming moet worden gewaarborgd.81 Waarom dat beter verenigbaar zou zijn met de maatschappelijke doelstelling, blijft in het midden.

Ik sluit me aan bij de heersende opvatting in de literatuur en internetconsultatie, dat een multirechtsvormlabel wenselijk is.82 Zo kunnen maatschappelijke ondernemingen op gelijke wijze profiteren van de (h)erkenning van de maatschappelijke status, zonder dat zij kosten hoeven te maken voor aanpassing en omzetting naar een BV.

5 Conclusie

In deze bijdrage is onderzocht in hoeverre de BVm de knelpunten die Nederlandse maatschappelijke ondernemingen ervaren wegneemt, en of deze knelpunten (ook) kunnen worden weggenomen door te kiezen voor de coöperatie als rechtsvorm voor de maatschappelijke onderneming. Het wettelijke label ‘BVm’ draagt bij aan de (h)erkenning van de maatschappelijke onderneming. De maatschappelijke uitstraling van de BVm kan ook (impact)financiering en kapitaal aantrekken. Voor die gewenste maatschappelijke uitstraling is wel van belang dat het risico op social washing zo klein mogelijk is. Ik steun de suggestie voor een centrale, onafhankelijke toezichtinstantie die dat risico kan minimaliseren. Het meten van maatschappelijk rendement blijft problematisch voor de BVm. Wettelijke kwaliteitseisen en richtlijnen kunnen bijdragen aan een gemeenschappelijke taal voor het meten van impact. Ook de verdere ontwikkeling van het Impactpad als meetinstrument is toe te juichen. Effectieve impactmeting verkleint de kans dat Maatschappelijke BV’s weliswaar een maatschappelijk doel nastreven, maar geen maatschappelijke impact kunnen tonen.

Ook de coöperatieve vereniging is (h)erkenbaar als maatschappelijke onderneming. Door stakeholders en maatschappelijke organisaties lid te maken van de coöperatie ontstaat een democratie van stakeholders. Ieder lid kan economische rechten en zeggenschapsrechten verkrijgen in het multistakeholdermodel. De winst- en zeggenschapsrechten in combinatie met de borging van het maatschappelijke doel maken investeren in de maatschappelijke coöperatie aantrekkelijk. De korte lijnen tussen de coöperatie en de stakeholderleden vergemakkelijken onderzoek naar de maatschappelijke impact, maar in een adequate wijze van impactmeting voorziet de coöperatie niet. De maatschappelijke coöperatie komt nog beter uit de verf als zij het wettelijke maatschappelijke label kan dragen. Een multirechtsvormregeling is wenselijk.

De kersverse BVm en de oude vertrouwde coöperatie zijn allebei geschikt als rechtsvorm voor de maatschappelijke onderneming. Een vergelijking van beide rechtsvormen in het licht van de knelpunten waar maatschappelijke ondernemers tegenaan lopen, heeft geresulteerd in een aantal verbetersuggesties voor het BVm-wetsvoorstel. Het wetsvoorstel zou volgens minister Adriaansens van EZK (VVD) eind 2022 of begin 2023 in internetconsultatie gaan.83 Ik ben voorstander van de komst van de Maatschappelijke BV, maar ik hoop dat de wetgever de aanbevelingen uit de literatuur ter harte neemt.

 

*Mr. L.M. Smelik is advocaat bij Wijn & Stael Advocaten te Utrecht.

1. J.W. Winter e.a., Naar een zorgplicht voor bestuurders en commissarissen tot verantwoordelijke deelname aan het maatschappelijk verkeer, Ondernemingsrecht 2020, afl. 7, p. 471-474. Winter werpt ook de suggestie op dat aandeelhoudersbesluiten moeten kunnen worden getoetst aan het brede afwegingskader dat zou gelden voor bestuurders en commissarissen; J.W. Winter, De politieke en open vennootschap, in: Koninklijke Vereniging voor de Staathuishoudkunde, Preadviezen 2022, p. 40. Zie in dat verband ook de oratie van Kemp over de spanning binnen de vennootschap tussen de vennootschapsleiding die het belang van de vennootschap moet behartigen en de aandeelhouders die hun eigen belang mogen behartigen, in het licht van de maatschappelijke behoefte aan de toepassing van het stakeholdermodel; B. Kemp, Naar een werkbaar en realistisch model voor stakeholder governance en de rol van aandeelhouders daarin, MvO 2022, afl. 1-2, p. 27-58.

2. L. Timmerman, Purpose in de managementleer en het vennootschapsrecht, in: J.M. de Jongh e.a. (red.), Bestuursbesluiten, Deventer: Wolters Kluwer 2021, p. 41-47; L. Timmerman, Uitdagingen voor het ondernemingsrecht: op weg naar een echt ondernemingsrecht, MvO 2020, afl. 5-6, p. 133-141; J. Nijland, The purpose of purpose bij besluitvorming, MvO 2021, afl. 9-10, p. 313-319.

3 In de rechtszaak van Milieudefensie tegen Shell in 2021 werd Shell op grond van de ongeschreven zorgvuldigheidsnorm van art. 6:162 BW bevolen om via het concernbeleid de CO2-uitstoot van de Shell-groep, haar toeleveranciers én haar afnemers te reduceren; zie Rb. Den Haag 26 mei 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:5337, JOR 2021/208. Eerder dat jaar werd Shell als moedermaatschappij van Shell Nigeria door het gerechtshof Den Haag al veroordeeld om de schade te vergoeden die Nigeriaanse boeren leden als gevolg van olielekkages; zie Hof Den Haag 29 januari 2021, ECLI:NL:GHDHA:2021:132, JOR 2021/138 en Hof Den Haag 29 januari 2021, ECLI:NL:GHDHA:2021:133, JA 2021/63.

4 Op 11 maart 2021 werd het wetsvoorstel ‘Wet verantwoord en duurzaam internationaal ondernemen’ ingediend; Kamerstukken II 2020/21, 35761, nr. 2. De Europese Commissie publiceerde op 23 februari 2022 daarnaast het langverwachte voorstel voor Corporate Sustainability Due Diligence (Richtlijn (EU) 2022/0051).

5 De Aanzet is beschikbaar op www.internetconsultatie.nl.

6 S.B. Garcia Nelen, De participantenvennootschap: gedachten over een mogelijke nieuwe rechtsvorm, MvO 2021, afl. 3-4, p. 122; Winter 2022, p. 41.

7 Bijv. in Spanje, Italië, Griekenland en Portugal. KPMG & Nyenrode, Stimuleren van (h)erkenning van sociale ondernemingen, Den Haag, maart 2020 (hierna: KPMG 2020), p. 13. In België kan de coöperatieve vennootschap onder voorwaarden worden erkend als sociale onderneming door de Minister van Economie.

8 Richtinggevend zijn de volgende onderzoeksrapporten waarnaar de Staatssecretaris van EZK verwijst in Kamerbrieven van 18 februari 2019 en 10 juli 2020 over maatschappelijk ondernemen: Sociaal-Economische Raad, Sociale ondernemingen: een verkennend advies, Advies 15/03, mei 2015 (hierna: SER 2015); Utrecht University Social Entrepreneurship Initiative, Versnelling en verbreding van sociaal ondernemerschap, Universiteit Utrecht, 6 februari 2019 (hierna: UU 2019); OECD/EU, Boosting social entrepreneurship and social enterprise development in the Netherlands, OECD Working Paper, Parijs 2019 (hierna: OECD/EU 2019); KPMG 2020; BMC Yacht Group, Versterken sociaal ondernemerschap, 22 april 2020 (hierna: BMC 2020).

9 SER 2015, p. 35; UU 2019, p. 16; OECD/EU 2019, p. 23. Bij de definitie van ‘maatschappelijke onderneming’ wordt ook wel aangesloten bij de begripsbepaling in Europese wetgeving (zie bijv. KPMG 2020, p. 24). Die definitie bevat enkele extra kenmerken ten opzichte van de omschreven definitie. Samengevat is dat (1) een beperking in de verdeling van winst en vermogen en/of een verplichte herinvestering van een deel van de omzet in het maatschappelijke doel, (2) identificatie van en dialoog met stake holders van de onderneming, (3) transparantie over de gecreëerde maatschappelijke waarde, en (4) onafhankelijkheid van de overheid of andere entiteiten.

10 SER 2015, p. 28.

11 SER 2015, p. 29.

12 SER 2015, p. 32.

13 De Aanzet, p. 2.

14 KPMG 2020, p. 7; SER 2015, p. 30.

15 R.A.G. Heesakkers, De BVm-aanzet en hervorming van het ondernemingsrecht: pionier of dwaalspoor?, Ondernemingsrecht 2021/108, afl. 15, p. 681. Heesakkers wijst erop dat maatschappelijk ondernemerschap en verantwoord ondernemerschap twee losstaande werkelijkheden zijn, maar dat de BVm kan fungeren als proeftuin voor de voorgestelde hervorming van het ondernemingsrecht in de vorm van (wettelijke) verplichtingen voor verantwoord ondernemerschap, en dus voor alle ondernemingen.

16 Maatschappelijke ondernemingen lopen bijv. ook aan tegen administratieve lasten door wet- en regelgeving (SER 2015, par. 4.5; BMC 2020, p. 6) of een gebrek aan opleiding en ondernemersvaardigheden (BMC 2020, p. 7). De keuze voor een bepaalde rechtsvorm zal daar niet direct invloed op hebben.

17 SER 2015, par. 4.3; OECD/EU 2019, p. 7-8 en 28-29; KPMG 2020, p. 48; Social Enterprise Monitor 2021-2022, p. 5; The European Social Enterprise Monitor Report, 2021-2022, p. 113. Zie ook p. 1 van de Aanzet.

18 KPMG 2020, p. 48.

19 SER 2015, par. 4.4, p. 78; OECD/EU 2019, p. 28-29; BMC 2020, p. 7; UU 2019, p. 20-21.

20 SER 2015, p. 78.

21 UU 2019, p. 20-21.

22 SER 2015, par. 4.4, p. 76.

23 SER 2015, par. 4.4, p. 75; BMC 2020, p. 7.

24 SER 2015, par. 4.4, p. 76; Social Enterprise Monitor 2021-2022, p. 5; The European Social Enterprise Monitor Report, 2021-2022, p. 113.

25 BMC 2020, p. 7.

26 SER 2015, par. 4.2; OECD/EU 2019, p. 7; BMC 2020, p. 9. Overigens meten Nederlandse maatschappelijke ondernemingen in vergelijking met andere Europese maatschappelijke ondernemingen hun impact relatief vaak (minstens 63,5% van de maatschappelijke ondernemingen doet dat, zo blijkt uit het onderzoek in The European Social Enterprise Monitor Report, 2021-2022, p. 50).

27 BMC 2020, p. 6.

28 De Aanzet, p. 1.

29 De BVm-status mag worden gevoerd als de notaris in een notariële akte verklaart dat (1) het bestuur van de BV de wil heeft geuit dat de BVm-wet van toepassing is, en (2) de statuten in overeenstemming zijn met de eisen van de BVm-wet. De Aanzet, p. 3.

30 De Aanzet, p. 3.

31 De Aanzet, p. 6-8. Als maatschappelijk belang worden beschouwd: welzijn, cultuur, onderwijs, wetenschap en onderzoek, bescherming van natuur en milieu, waaronder begrepen bevordering van duurzaamheid, gezondheidszorg, jeugd- en ouderenzorg, ontwikkelingssamenwerking, dierenwelzijn, religie, levensbeschouwing en spiritualiteit, de bevordering van de democratische rechtsorde, volkshuisvesting, mensenrechten, arbeidsmarktparticipatie of een combinatie van deze doelen. Deze categorieën zijn ontleend aan de anbi-regelgeving.

32 De Aanzet, p. 8.

33 De Aanzet, p. 9, onder verwijzing naar art. 6 lid 1 Handelsnaamwet. Als de BVm-status (ook) ten onrechte in de statutaire naam wordt gebruikt, kan de verzochte naamswijziging mede betrekking hebben op de statutaire naam. Een BV gebruikt de statutaire naam immers in het handelsverkeer, omdat zij verplicht is de naam in correspondentie te vermelden (art. 2:186 BW). Zie o.a. Rb. Noord-Holland 16 juni 2022, ECLI:NL: RBNHO:2022:5199, NJF 2022/330, r.o. 5.9.

34 De Aanzet, p. 9. De grondslag van de ontbinding is het bestaande art. 2:21 lid 3 BW.

35 De Aanzet, p. 25.

36 Art. 2:23b lid 1 BW.

37 Art. 2:286 lid 4 sub e BW.

38 De Aanzet, p. 25.

39 De Aanzet, p. 6-7. In de literatuur bestaat discussie over de vraag of het uitsluiten van uitkeringen aan de aandeelhouders strijdig is met de wetgeving voor de besloten vennootschap. Helder is van mening dat de redactie van art. 2:216 lid 1 BW erop duidt dat het volledig uitsluiten van winstuitkeringen aan aandeelhouders niet mogelijk is; E.R. Helder, Een rechtsvorm voor sociaal ondernemerschap, TvOB 2021, afl. 4, p. 142. Aan de andere zijde wordt aansluiting gezocht bij lid 7 van art. 2:216 BW. De mogelijkheid van winstrechtloze aandelen, waarvoor – anders dan bij stemrechtloze aandelen – niet geldt dat aan ten minste één aandeel winstrecht moet zijn gekoppeld, maakt volgens Stokkermans en Lokin e.a. (Universiteit Utrecht) dat het uitsluiten van winstrechten voor alle aandelen is toegestaan; zie Chr.M. Stokkermans, Naar een wettelijke verankering van de maatschappelijke onderneming, MvO 2021, afl. 3-4, p. 103 en E.C.H.J. Lokin e.a., De aanzet voor een wettelijke regeling voor een besloten vennootschap met een maatschappelijk doel (BVm), reactie op de internetconsultatie van 7 mei 2021, p. 11).

40 De Aanzet, p. 10.

41 De Aanzet, p. 12.

42 De Aanzet, p. 15.

43 De Aanzet, p. 17.

44 De Aanzet, p. 20 resp. p. 23.

45 De Aanzet, p. 26.

46 De Aanzet, p. 1.

47 De Aanzet, p. 2.

48 Zie A.J.M. Klein Wassink, Sociaal ondernemen: codes, keurmerken en andere mogelijkheden, Notariaat 2022/1, afl. 39, p. 16-21 voor een uiteenzetting van de certificeringen in het Register Sociale Ondernemingen en de B Corp. Zie ook de bijdrage van Van Uchelen-Schipper over de ruimte die het huidige BV-recht biedt om de maatschappelijke doelstellingen en uitgangspunten van een BV te waarborgen via de statuten; M.J. van Uchelen-Schipper, Sociale ondernemingen in Nederland: is het BVrecht nog flexibel genoeg? WPNR 2020, afl. 7298, p. 713-726. De Kluiver vraagt zich (ook) af of de gewenste maatschappelijke doelen niet kunnen worden bereikt met het huidige, flexibele BV-recht; H.J. de Kluiver, Kroniek van het ondernemingsrecht, NJ 2022, afl. 15, p. 1187. De vraag is of de maatschappelijke onderneming in de rechtsvorm van een BV wel (h)erkenbaar is als maatschappelijk.

49 Zie bijv. Stokkermans 2021, p. 101 en Chr.M. Stokkermans & M.J.L.A.M. Zillikens-Loos, Verruiming en versterking van het BVm-voorstel, WPNR 2022, afl. 7390, p. 821. In dit artikel is gekozen voor de term social washing, omdat green washing in deze context de lading niet dekt. Het gaat niet (alleen) om ondernemingen die het BVm-label misbruiken om zich duurzamer (in de zin van het milieu) voor te doen dan ze in werkelijkheid zijn, maar om ondernemingen die zich via het label maatschappelijker voordoen dan ze zijn.

50 De Aanzet, p. 10 en 14.

51 Zie bijv. de begripsbepaling in Europese wetgeving, waarnaar is gerefereerd in noot 9.

52 Stokkermans & Zillikens-Loos 2022, p. 820-823.

53 Stokkermans en Zillikens-Loos maken een vergelijking met de anbi-status in de goededoelensector. De ‘algemeen nut beogende instelling’ is vrijgesteld van schenkbelasting bij een schenking aan en door de anbi. Aan de anbi-status zijn volgens Stokkermans en Zillikens-Loos lichte eisen verbonden en er is beperkt toezicht op de naleving, terwijl er aanwijzingen zijn van misbruik van de regeling. Zij stellen voor om de lessen die kunnen worden getrokken uit de anbi-regeling mee te nemen bij het reguleren van de sector maatschappelijke ondernemingen. Stokkermans & Zillikens- Loos 2022, p. 821.

54 De Aanzet, p. 17.

55 Zie ook SER 2015, p. 68-69.

56 De SER signaleert dit probleem ook; SER 2015, p. 65.

57 In de Kamerbrief van 10 juli 2020 werd het voornemen geuit om het Impactpad verder te ontwikkelen. Ook in het verslag van het schriftelijk overleg van 29 oktober 2020 van de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2020/21, 32637, nr. 435, p. 26) staat dat het wetsvoorstel BVm ‘een regeling zal bevatten voor het meten van impact, waarbij mogelijk wordt aangesloten bij het verder te ontwikkelen Impactpad en het doen van verslag hierover’. Het Impactpad uit 2020 is in te zien op https://impactpad.nl/.

58 Art. 2:53 lid 3 en 4 BW.

59 Tenzij de statuten anders bepalen, kan het persoonlijke lidmaatschap van een coöperatie niet worden overgedragen (art. 2:53a jo. art. 2:34 lid 1 BW).

60 Art. 2:60 BW.

61 Art. 2:55 en 2:56 BW.

62 Art. 2:53 lid 1 BW.

63 G.J.H. van der Sangen, Governance en financiering van de coöperatie, in: M. Beudeker e.a. (red.), De coöperatie anno 2017, Deventer: Wolters Kluwer 2018, p. 31.

64 Asser/Rensen 2-III 2022/235, p. 260.

65 Asser/Rensen 2-III 2022/276, p. 313 e.v.

66 Centraal Bureau voor de Statistiek, StatLine, Bedrijven; bedrijfsgrootte en rechtsvorm (cbs.nl), laatst geraadpleegd op 23 december 2022 (hierna: CBS 2022).

67 In Q4 van 2012 waren er 1700 coöperatieve verenigingen; zie CBS 2022.

68 D.F.M.M. Zaman, De coöperatie anno 2017, in: M. Beudeker e.a. (red.), De coöperatie anno 2017, Deventer: Wolters Kluwer 2018, p. 2.

69 Volgens Van der Sangen gaan de International Labour Organisation, de International Cooperative Alliance (waarvan de Nederlandse Nationale Coöperatieve Raad lid is) en de Verenigde Naties uit van de volgende waarden die coöperaties onderschrijven: ‘Cooperatives are based on the values of selp-help, self-responsibility, democracy, equality, equity, and solidarity. In the tradition of their founders, cooperative members believe in the ethical values of honesty, openness, social responsibility and caring for other.’ G.J.H. van der Sangen, De rol van principles in het coöperatierecht, TvOB 2019, afl. 2, p. 39.

70 M.J.L.A.M. Zillikens-Loos, Q.M.J.A. Crul & T.A. Schriemer, De maatschappelijke onderneming en haar (nieuwe) juridische jas, MvO 2020, afl. 8-9, p. 249; M.J.L.A.M. Zillikens-Loos, Q.M.J.A. Crul & T.A. Schriemer, De nieuwe juridische jas voor de maatschappelijke onderneming komt eraan: de BVm, MvO 2021, afl. 3-4, p. 111; Stokkermans & Zillikens- Loos 2022, p. 820.

71 Vgl. de participantenvennootschap die Garcia Nelen voorstelt. Dit is een mogelijke nieuwe rechtsvorm met inspraak van stakeholders in de besluitvorming, die rekening houdt met maatschappij en milieu. Garcia Nelen 2021, p. 120-128.

72 Zie voor een interessant voorbeeld van het multistakeholdermodel de uiteenzetting van het Britse ‘Fairshares’-model: I.S. Wuisman, Twitter: naar een multi-stakeholder coöperatie en de commons, in: M. Beudeker e.a. (red.), De coöperatie anno 2017, Deventer: Wolters Kluwer 2018, p. 96- 98.

73 Winter 2022, p. 42.

74 Van der Sangen 2018, p. 36.

75 Zie de definitie van ‘maatschappelijke onderneming’ in noot 9. Ook de private labels hechten waarde aan dialoog met de stakeholders. Bij de B Corp-certificering is bijv. vereist dat de onderneming inzichtelijk maakt hoe zij omgaat met de belangen van verschillende stakeholders, en moet de onderneming in de statuten opnemen dat ze haar impact op de stakeholders afweegt. In de Aanzet ontbreekt een regeling voor een verplicht stakeholderbeleid of inspraak van stakeholders. Daar is overwegend kritisch op gereageerd in de literatuur en de internetconsultatie; zie bijv. Zillikens- Loos, Crul & Schriemer 2021, p. 115 en Heesakkers 2021, p. 686.

76 Van der Sangen 2018, p. 37 resp. art. 2:38 lid 3 jo. art. 2:53a BW.

77 Van der Sangen 2018, p. 39.

78 De Aanzet, p. 3.

79 Asser/Rensen 2-III 2022/242, p. 267; C.H.C. Overes, T.J. van der Ploeg & W.J.M. van Veen, Van vereniging en stichting, coöperatie en onderlinge waarborgmaatschappij, Deventer: Wolters Kluwer 2021, par. 2.2, p. 24.

80 Asser/Rensen 2-III 2022/242, p. 267 onder verwijzing naar de parlementaire geschiedenis (Parl. Gesch. Inv. Boek 2 1997, p. 1244).

81 De Aanzet, p. 6-7.

82 Zie Stokkermans & Zillikens-Loos 2022, p. 820-821. Zij lichten toe waarom de regels van de Aanzet eenvoudig toepasbaar zijn op andere rechtsvormen. Zie ook Stokkermans 2021, p. 99, E.M.M.A. Driessen & T. de Moor, De BV-m: zwevend tussen nut en noodzaak, NJB 2021/2353, afl. 31, p. 2597 en Helder 2021, p. 141, die uiteindelijk graag een rechtsvormneutrale benadering ziet voor maatschappelijk ondernemerschap. Ook in een groot deel van de reacties uit de internetconsultatie worden de voordelen van een multirechtsvorm benadrukt, zie bijv. Lokin e.a. 2021, p. 4-5. Anders: Heesakkers 2021, p. 681. In de initiatiefnota van het Kamerlid Bruins, die aan de basis lag van de Aanzet, was een label voor meerdere rechtsvormen ook het uitgangspunt; Kamerstukken II 2018/19, 35040, nr. 2, p. 2 en 10.

83 Antwoord van minister Adriaansens van EZK op Kamervragen van 27 juli 2022.

Betrokken(en)

Gerelateerde updates