Publicatie
05-05-2017

Het onderhuurverbod: de positie van de verhuurder jegens de curator

Op 14 maart 2017 heeft het Hof Arnhem-Leeuwarden een opvallend arrest gewezen over de persoonlijke aansprakelijkheid van de curator. De curator had een winkelruimte zonder toestemming van de verhuurder aan een derde in gebruik gegeven. Het arrest geeft verhuurders een sterke positie richting een curator; voor curatoren daarentegen lijkt deze uitspraak een blok aan het been.

Feiten
In deze procedure werd de curator van een failliete vennootschap door een verhuurder gedagvaard. De curator had de door de failliete vennootschap gehuurde winkelruimte onderverhuurd (en daarvoor een vergoeding ontvangen) aan de partij die de failliete onderneming zou doorstarten. De verhuurder had de curator er evenwel tot tweemaal toe uitdrukkelijk op gewezen dat het de curator op grond van de huurovereenkomst niet was toegestaan om de winkelruimte onder te verhuren. De huurovereenkomst bevatte in de algemene bepalingen namelijk een verbod tot onderhuur.

Vordering op de boedel
De rechter heeft geoordeeld dat de curator in zijn hoedanigheid van curator tekort is geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst, door te handelen in strijd met het verbod tot onderhuur. Deze tekortkoming heeft tot een schadevergoedingsvordering op de boedel geleid. De schade bestond uit de vergoeding die door de doorstartende partij is voldaan aan de curator in plaats van aan de verhuurder. De schadevergoedingsvordering kon echter niet uit het boedelactief worden voldaan, omdat de boedel ontoereikend was. De verhuurder zou daardoor alsnog met lege handen staan.

Vordering op de curator in privé
De rechter heeft evenwel geoordeeld dat het handelen van de curator niet alleen een tekortkoming in de nakoming oplevert maar tevens een onrechtmatige daad van de curator persoonlijk is. De curator is namelijk gebonden aan regels, in dit geval de rechten van de verhuurder en tevens eigenaar, die hij moet respecteren en nakomen. De curator moet volgens de rechter het onjuiste van zijn handelen hebben ingezien, zodat hem een persoonlijk verwijt kan worden gemaakt van zijn onzorgvuldig handelen. De curator is daardoor persoonlijk aansprakelijk voor de geleden schade.

Het oordeel van de rechter is opvallend; men komt in de rechtspraak over het algemeen niet snel tot de persoonlijke aansprakelijkheid van de curator, omdat daarvoor een zware norm geldt en de rechter terughoudend dient te zijn bij de toetsing daarvan. Ferdinand Bosvelt schreef hierover eerder een artikel op onze website.

Onderscheid in doel
Uit eerdere rechtspraak blijkt dat een curator - als het boedelbelang dat vordert – wel bevoegd is om het gehuurde aan een derde in gebruik te geven om in het kader van de ontruimingsverplichting de door hem uit de failliete boedel gekochte roerende zaken vanuit het gehuurde te veilen. Uit de onderhavige uitspraak van het hof lijkt te volgen dat, zodra de curator met het oog op een mogelijke doorstart in strijd met het verbod tot onderhuur handelt, het in gebruik geven niet is toegestaan.

Mogelijkheden in geval van doorstart
De curator die het gehuurde aan een derde in gebruik wil geven in verband met een eventuele doorstart kan dat mogelijk bewerkstelligen door de weg van de indeplaatsstelling ex artikel 7:307 BW te bewandelen. De verhuurder kan dit in sommige gevallen doorkruisen door de huurovereenkomst op grond van artikel 39 Fw op te zeggen. Op die manier behoudt een verhuurder de mogelijkheid om te bepalen wie de huurder van zijn onroerend goed wordt.

Conclusie
Indien de curator – anders dan ter voldoening aan de ontruimingsverplichting - in strijd handelt met het onderhuurverbod, heeft de verhuurder met deze uitspraak een sterke positie richting de curator.

5-5-2017