Kennelijk onredelijk ontslag
Schadevergoeding in de kennelijk onredelijk ontslagprocedure
Wanneer in een kennelijk onredelijk ontslagprocedure komt vast te staan dat het ontslag van de werknemer kennelijk onredelijk is geweest, dan heeft de werknemer recht op een schadevergoeding. Maar hoe moet de hoogte van deze schadevergoeding worden berekend? Er bestaat tot op heden geen berekeningsmethode die door alle kantonrechters wordt toegepast. Wel hebben de kantonrechters recent laten weten dat zij de berekeningsmethode van het Hugo Sinzheimer Instituut (www.hoelangwerkloos.nl) met enthousiasme hebben ontvangen. Inmiddels blijkt dat deze rekenmethode in de praktijk ook wordt toegepast door kantonrechters.
Eind 2012 heeft de kring van kantonrechters laten weten dat zij de mogelijkheden voor een standaard formule voor het berekenen van de schadevergoeding in de kennelijk onredelijk ontslagprocedure niet langer zal onderzoeken. Aanleiding tot dit besluit zijn de maatregelen die in het regeerakkoord zijn opgenomen om het ontslagrecht ingrijpend te wijzigen. Als deze voorgenomen maatregelen daadwerkelijk worden getroffen dan zal er voor de kennelijk onredelijk ontslagprocedure geen plaats meer zijn. De kring van kantonrechters vindt het gelet hierop onverstandig om nu met algemene aanbevelingen te komen.
De kring van kantonrechters heeft wel laten weten enthousiast te zijn over de berekeningsmethode die door het Hugo Sinzheimer Instituut van de Universiteit van Amsterdam is ontwikkeld en op de website www.hoelangwerkloos.nl is gepubliceerd. Middels deze methode kan een redelijke schatting worden gemaakt van de duur van de werkloosheid van een ontslagen werknemer en daarmee van de schade die hij tengevolge van zijn ontslag lijdt. Gedurende de verwachte duur van de werkloosheid kan immers het verschil berekend worden tussen de hoogte van de WW-uitkering en het eerder door de werknemer genoten salaris.
Aanleiding voor de ontwikkeling van deze berekeningsmethode vormen 2 arresten van de Hoge Raad. Eind 2009 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de kantonrechtersformule niet kan dienen als uitgangspunt voor de bepaling van een vergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag. De schade die een werknemer lijdt ten gevolge van het kennelijk onredelijk ontslag zal moeten worden begroot door de kantonrechter. De Hoge Raad heeft in 2010 geoordeeld dat voor die begroting alle omstandigheden van het geval relevant zijn. Uitgangspunt dient te zijn dat aan de werknemer een zekere mate van genoegdoening wordt geboden die in overeenstemming is met de aard en de ernst van de tekortkoming van de werkgever.
Inmiddels is de berekeningsmethode van het Hugo Sinzheimer Instituut door kantonrechters reeds toegepast voor het bepalen van de hoogte van de schade. De Kantonrechter Rotterdam overwoog zelfs expliciet aan deze berekeningsmethode een zwaarder gewicht toe te kennen dan aan cijfers van het CBS over de verwachte werkloosheid, nu de berekening van het Hugo Sinzheimer Instituut meer op de situatie van de betreffende werkneemster was toegespitst en er rekening was gehouden met 23 variabelen, ontleend aan de specifieke situatie van de werkneemster. Ook de Kantonrechter Utrecht raadpleegde de website www.hoelangwerkloos.nl recent voor de berekening van de schade die de werkneemster leed als gevolg van het kennelijk onredelijk ontslag. Verder wordt de berekeningsmethode ook gebruikt tijdens onderhandelingen over een afvloeiingsregeling.
14-03-2013