De OK stelt wanbeleid bij Meavita vast
2 november jl. heeft de Ondernemingskamer (OK) een belangwekkende uitspraak gedaan in de Meavita-enquête. Meavita Nederland en haar dochterstichtingen Meavita Groep en TZG zijn sinds 2009 failliet. Henk Pasman treedt op als curator van Meavita Nederland. In de enquête-procedure is Noor Zetteler opgetreden als advocaat voor alle curatoren.
Het enquêteverzoek was afkomstig van de vakbond en curatoren hebben in de procedure diverse verwijten geuit ten aanzien van de handelwijze van de Raden van Bestuur en de toezichthouders. De kosten van de enquête zijn grotendeels gedragen door de diverse boedels. Op vrijwel alle onderdelen zijn de verwijten van curatoren overgenomen door de OK; de OK constateert wanbeleid ten aanzien van diverse punten die betrekking hebben op de fusie, de organisatie en het TV-foon project. Voor dat wanbeleid zijn (de leden van) de Raden van Bestuur respectievelijk de toezichthoudende organen van Meavita Nederland en haar rechtsvoorgangers verantwoordelijk. Tevens vernietigt de OK diverse dechargebesluiten.
Per 1 januari 2007 is een fusie tot stand gekomen tussen Meavita Groep en Sensire & TZG, waardoor een thuiszorgorganisatie ontstond met een omzet van meer dan € 500 miljoen per jaar, 20.000 werknemers en 100.000 cliënten. De OK constateert dat deze fusie onvoldoende doordacht was (onder meer ten aanzien van het “besturen op afstand” en “metatoetsing” door de commissarissen) en onvoldoende uitgewerkt. De bij de fusie betrokken organen van de fusiepartners hebben het ernstige risico genomen, althans het risico vergroot, dat op één of meer functies niet een geschikte bestuurder of commissaris zou worden benoemd. Functieprofielen voor de leden van de nieuwe Raad van Bestuur zijn niet opgemaakt. Kandidaten uit de besturen van de fusiepartners zijn in de nieuwe Raad van Bestuur gekomen, terwijl er discussie over deze personen was. Nadien hebben geen functioneringsgesprekken plaatsgevonden.
Bij de samenstelling van de bij de fusie te vormen Raad van Commissarissen is niet, althans niet toereikend, besproken hoe de nieuwe Raad van Commissarissen in het licht van de nieuwe context, de grotere omvang, de toegenomen complexiteit van de nieuwe organisatie en de uitdagingen bij de invoering van de WMO zou moeten worden samengesteld. Ook voor (de samenstelling van) de Raad van Commissarissen zoals deze per 1 januari 2007 voor Meavita Nederland zou aantreden zijn geen profielen opgesteld.
Ten onrechte is er geen CFO als lid van de Raad van Bestuur van Meavita Nederland benoemd, terwijl dat wel noodzakelijk was.
De concernbrede ambities van Meavita Nederland vergde bij uitstek centrale sturing. Die centrale sturing was er echter niet, althans onvoldoende. Door de te beperkte taakopvatting, omschreven als bestuur op afstand, heeft het aan de vereiste centrale sturing ontbroken.
De rapportage van wezenlijke stuurindicatoren was in 2007 en de eerste helft van 2008 onvoldoende. Daardoor kon betrouwbare en adequate stuurinformatie niet tijdig op concernniveau worden verkregen en besproken. Die situatie heeft onaanvaardbaar lang voortgeduurd. Daarnaast is het risicomanagement van Meavita Nederland in 2007 niet steeds adequaat geweest.
Meavita Groep heeft niet tijdig gereorganiseerd in verband met de invoering van de WMO. Het niet tijdig reorganiseren levert wanbeleid op.
Wat betreft het project TV-foon, dat uiteindelijk tot een verlies van circa € 14 miljoen heeft geleid, komt de OK tot de conclusie dat dit omvangrijke en voor werknemers en cliënten zeer ingrijpend project is opgestart zonder de daarvoor vereiste verantwoorde voorbereiding (bijvoorbeeld zonder het noodzakelijk onderzoek). Daarnaast is bij de besluitvorming herhaaldelijk ten onrechte niet (tijdig) het advies gevraagd aan de Centrale Ondernemingsraad en de Centrale Cliëntenraad. Ten onrechte heeft de Raad van Commissarissen het overtreden van interne regels en van de Wet op de ondernemingsraden en de Wet Medezeggenschap cliënten zorginstellingen onbesproken gelaten. Tenslotte heeft de Raad van Bestuur van Meavita Nederland de uitvoering van het project niet adequaat ter hand genomen.
In de uitspraak houdt de OK rekening met een aantal moeilijke tot zeer moeilijke externe factoren. Concurrentie werd ingevoerd, de AWBZ werd gewijzigd, de WMO werd geïntroduceerd, onbetaalde overproductie kwam te staan tegenover zorgplicht, er moesten (via aanbesteding) overeenkomsten worden gesloten met tientallen gemeenten, elk met eigen regels. Deze en andere omstandigheden kunnen mogelijk een verklaring vormen voor minder gunstige ontwikkelingen in of slechtere resultaten van een onderneming, maar ze kunnen geen rechtvaardiging vormen voor de vastgestelde tekortkomingen. In plaats van de moeilijke externe factoren tegemoet te treden met extra zorgvuldigheid en aandacht, vielen bestuurders en toezichthouders volgens de OK in een cumulatie van tekortkomingen.
Wat betreft het wanbeleid in de periode van 2006 tot en met 2008 stelt de OK per onderdeel (verwijt) vast welke bestuurder en/of toezichthouder verantwoordelijk is voor het wanbeleid. In totaal worden 19 personen in meer of mindere mate verantwoordelijk gehouden voor het wanbeleid, sommigen ten aanzien van één onderdeel en anderen ten aanzien van meerdere onderdelen.
De kosten van het onderzoek, die uiteindelijk € 1 miljoen exclusief BTW hebben bedragen, kunnen worden verhaald op de bestuurders en commissarissen, waarbij de OK per persoon een bepaald bedrag heeft vastgesteld. Tevens zijn de bestuurders en commissarissen veroordeeld in de proceskosten.
Bestuurders en toezichthouders, niet alleen in de zorg, kunnen belangrijke lessen trekken uit deze uitspraak.
11-11-2015