Publicatie
05-11-2015

Reistijd: arbeidstijd of rusttijd?

‘De tijd die geen arbeidstijd is’. Dat is de korte en krachtige definitie van het begrip ‘rusttijd’ uit Richtlijn 2003/88/EG. De richtlijn definieert vanzelfsprekend ook het begrip ‘arbeidstijd’. Deze begrippen sluiten elkaar over en weer uit, maar niet altijd is het onderscheid tussen beide begrippen goed te maken. Zo kreeg het Hof van Justitie van de Europese Unie (“het Hof”) de vraag voorgelegd of de reistijd van een werknemer naar een klant ook als arbeidstijd moet worden aangemerkt. Het Hof  verschaft helderheid over de vraag hoe de woon-werk reistijd van ambulante werknemers moet worden gekwalificeerd.

Richtlijn 2003/88/EG bevat minimumvoorschriften om de levens- en arbeidsomstandigheden van werknemers te verbeteren. Zo bevat de richtlijn bepalingen over rust- en pauzetijden, de maximale arbeidstijd en de minimale vakantietijd. Deze richtlijn is in Nederland geïmplementeerd via de Arbeidstijdenwet en het Arbeidstijdenbesluit.

Wat speelde er bij het Hof? Het Hof diende zich uit te laten over een vraag van de Spaanse rechter over het begrip ‘arbeidstijd’. Een Spaanse vakbond was een procedure gestart tegen Tyco, een bedrijf dat in het merendeel van de Spaanse provincies beveiligingssystemen installeert en onderhoudt, met name systemen voor inbraakdetectie en –preventie. Na sluiting van alle regionale kantoren rijden de werknemers van Tyco iedere dag met hun bedrijfsauto vanuit hun woonplaats – dus niet meer vanuit het regionale kantoor - naar de klanten in het rayon dat zij bedienen. Zij leggen soms meer dan 100 kilometer af tussen hun woonplaats en de locaties waar de werkzaamheden moeten worden verricht.

Volgens Tyco was deze reistijd geen werktijd maar ‘rusttijd’. Tyco berekende de arbeidstijd vanaf het moment van aankomst van de werknemer bij de eerste klant en het tijdstip van vertrek bij de laatste klant. Ter onderbouwing voerde Tyco aan dat de werknemers gedurende die reistijd hun werkzaamheden of functie - het uitvoeren van technische werkzaamheden voor de installatie en het onderhoud van beveiligingssystemen bij de klant – niet uitoefenden.

Het Hof gaat hier echter niet in mee en merkt op dat daarmee het doel om de veiligheid en gezondheid van de werknemers te beschermen zou worden ondermijnd. Als met de reistijd ‘woonplaats-klanten’ geen rekening zou worden gehouden, zou onder het begrip arbeidstijd in de zin van de richtlijn enkel de tijd vallen die wordt besteed aan de installatie en het onderhoud van de beveiligingssystemen. Het Hof betrekt daarbij ook dat Tyco de reizen van de werknemers aan het begin of einde van de dag naar of van klanten vóór de sluiting van de regionale kantoren wel als arbeidstijd beschouwde.

Daarnaast stelt het Hof vast dat de werknemers tijdens de reistijd ‘woonplaats-klant’ onderworpen zijn aan de instructies van de werkgever. Die kan bijvoorbeeld de volgorde van de klanten wijzigen of een afspraak schrappen of toevoegen. De werknemer kan zich in die tijd niet met zijn ‘eigen zaken’ bezighouden en zijn tijd dus niet vrij besteden. Volgens het Hof kan de werkplek van werknemers zonder vaste of gebruikelijke werkplek niet worden beperkt tot alleen de locatie waar het werk wordt uitgevoerd. Ook tijdens de reis zijn de werknemers op het werk ‘aanwezig’, aldus het Hof. Dat dit voor Tyco tot hogere kosten leidt is voor het Hof geen relevant argument. Het Hof vindt dat Tyco de negatieve gevolgen van de sluiting van de regionale kantoren niet kan afwentelen op de werknemers, gelet op het doel van de richtlijn. De conclusie van het Hof is dan ook dat de tijd die werknemers zonder vaste of gebruikelijke werkplek dagelijks besteden aan de reis tussen hun woonplaats en de locatie van de door hun werkgever aangeduide eerste en laatste klant ‘arbeidstijd’ in de zin van de richtlijn is.

De verduidelijking die het Hof heeft gegeven is prettig voor de praktijk. Werkgevers hoeven echter niet direct hun volledige bedrijfsvoering te veranderen als gevolg van de uitspraak. Die ziet immers op de specifieke situatie van werkgevers waarvan de (ambulante) werknemers eerst wel een vaste werklocatie hadden maar nu niet meer.  Bovendien wijst het Hof er op dat de werkgever de vergoeding voor de reistijd woonplaats-klant (arbeidstijd dus) vrij kan bepalen. De richtlijn gaat namelijk over rusttijd en arbeidstijd maar niet over de beloning.

Betrokken advocaten

Expertises

Arbeidsrecht