Publicatie
13-01-2015

Grens enquêterecht

Alleen belanghebbenden met een economisch belang kunnen een enquêteverzoek bij de Ondernemingskamer indienen. In een recente uitspraak van de Hoge Raad (inzake Slotervaart) wordt meer duidelijkheid gegeven wanneer er sprake is van voldoende economisch belang. 

Het enquêterecht is voor belanghebbenden bij een rechtspersoon een effectief middel om het beleid en de gang van zaken binnen die rechtspersoon aan een onderzoek te onderwerpen. De Ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam kan op verzoek van (één van) die belanghebbenden een onderzoek gelasten naar het gevoerde beleid en de gang van zaken. Ook is de Ondernemingskamer bevoegd om - in het belang van de rechtspersoon of het gelaste onderzoek - voor de duur van het geding een onmiddellijke voorziening te treffen. Denkbaar is bijvoorbeeld dat de Ondernemingskamer een bestuurder schorst of aandelen ten titel van beheer tijdelijk overdraagt aan een beheerder. Het enquêterecht vormt hierdoor een krachtig middel. Een verzoek tot het gelasten van een enquête komt op grond van artikel 2:346 BW dan ook slechts toe aan belanghebbenden die een bepaald (economisch) belang hebben bij de te onderzoeken rechtspersoon. 

Het afgelopen decennium is de Ondernemingskamer (en ook de Hoge Raad) coulant geweest in de uitleg van artikel 2:346 BW. Conform ‘de strekking van het enquêterecht’ heeft de Ondernemingskamer na diverse verzoeken van economisch belanghebbenden - die volgens de letter van artikel 2:346 BW niet kwalificeerden – toch een enquête gelast. In die gevallen was bijvoorbeeld sprake van een afgeleide of indirecte economische gerechtigdheid bij de rechtspersoon in kwestie, of van verwevenheid tussen de rechtspersoon waarin de verzoeker belanghebbende is en de te enquêteren rechtspersoon. In de Chinese Workers-beschikking van 2013 oordeelde de Hoge Raad zelfs dat een (buitenlandse) vennootschap kon worden ‘weggedacht’, zodat de verzoeker toch gerechtigd was een enquêteverzoek in te dienen in de onderliggende vennootschap. De verzoeker mocht in dat geval worden gelijkgesteld met een directe aandeel- of certificaathouder en had dus een eigen economisch belang, aldus de Hoge Raad. 

Een risico van de Chinese Workers-beschikking was dat artikel 2:346 BW door de praktijk mogelijk (te) ruim zou worden geïnterpreteerd. In de Slotervaart-beschikking (HR 11 april 2014) heeft de Hoge Raad de rechtsregel van Chinese Workers dan ook genuanceerd. Het betrof in dat geval een aantal indirecte aandeelhouders die een verzoek tot het gelasten van een enquête bij de Ondernemingskamer hadden ingediend. In lijn met de uitspraak van de Ondernemingskamer oordeelde de Hoge Raad dat niet iedere belanghebbende die een economisch belang heeft, zonder meer met een aandeel- of certificaathouder gelijkgesteld mag worden. In de concrete casus van de Slotervaart-beschikking speelde onder meer een rol dat verzoekers slechts indirect aandeelhouder waren van het Slotervaartziekenhuis. Daarnaast waren de twee tussenliggende vennootschappen eveneens aandeelhouder van – naast het Slotervaartziekenhuis – meerdere andere vennootschappen. De Hoge Raad vindt dat in een dergelijk geval verzoekers niet ontvankelijk kunnen worden verklaard door de Ondernemingskamer. Een gelijkstelling met een (directe) aandeel- of certificaathouder is volgens de Hoge Raad slechts mogelijk indien en voor zover de feiten en omstandigheden van het geval een dergelijk oordeel kunnen dragen.

Met deze norm geeft de Hoge Raad ruimte aan de Ondernemingskamer om per enquêteverzoek een grens te trekken die aansluit bij de ratio van artikel 2:346 BW. Een verzoeker die niet conform de letter van dat artikel bevoegd is, zal concrete feiten en omstandigheden dienen aan te voeren waarom hij met een aandeel- of certificaathouder gelijkgesteld kan worden. Aan de hand van deze feiten en omstandigheden zal de Ondernemingskader kunnen beoordelen of een verzoeker een voldoende ‘economisch belang’ heeft dat correspondeert met het doel van het enquêterecht. Door op een dergelijke wijze de toegang tot het enquêterecht in te kaderen blijft het enquêterecht een efficiënt middel voor de partijen die daadwerkelijk een economisch belang daarbij hebben.

13 - 01 - 2015

Betrokken advocaten

Expertises

M&A