ZZP'er in de zorg
Op 23 september 2014 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden een belangrijk arrest gewezen over de status van een ZZP'er in de gezondheidszorg. De belastingdienst stelt dat AWBZ-thuiszorg in natura niet als zelfstandige zou kunnen worden verleend, maar het hof oordeelt dat in dit geval wel degelijk sprake is van zelfstandig ondernemerschap.
De zaak bij het hof betrof een geschil tussen een gediplomeerd verpleegkundige en de belastingdienst. De verpleegkundige was sinds 2002 als zelfstandige werkzaam in de thuiszorg en stond als zodanig geregistreerd bij de Kamer van Koophandel. Zij beschikte over een Verklaring arbeidsrelatie (VAR)-WUO en heeft via vijf verschillende zorginstellingen aan elf personen thuiszorg verleend. De verpleegkundige sloot zowel overeenkomsten met de zorginstellingen, die bemiddelden tussen de zelfstandige zorgverleners en de zorgvragers, als met de zorgvragers zelf.
Volgens de belastingdienst was de verpleegkundige echter werkzaam op basis van een arbeidsovereenkomst. De vereiste zelfstandigheid zou ontbreken en de verpleegkundige zou geen ondernemersrisico lopen, aldus de belastingdienst. Om deze reden is aan de verpleegkundige voor het jaar 2008 een aanslag inkomstenbelasting opgelegd. De verpleegkundige heeft hiertegen tevergeefs bezwaar gemaakt bij de belastingdienst en beroep ingesteld bij de rechtbank.
In hoger beroep heeft het hof echter geoordeeld dat de verpleegkundige als thuiszorgverlener voldoende zelfstandigheid bezit ten opzichte van haar opdrachtgevers, zijnde de zorginstellingen.
Het hof acht daarbij relevant dat de verpleegkundige niet verplicht is opdrachten van de instellingen te aanvaarden, dat zij bij ziekte of vakantie zelf voor vervanging moet zorgdragen, dat zij niet gehouden is een bepaald aantal vaste uren te werken, dat zij samen met de huisarts, familie en andere verpleegkundigen verantwoordelijk is voor het opstellen en uitvoeren van het zorgplan en dat zij de werkzaamheden bij de zorgvrager naar eigen inzicht en zonder toezicht uitvoert. Daarnaast heeft de verpleegkundige gewezen op de risico’s die zij loopt met betrekking tot het behalen van omzet, doordat opdrachten kunnen wegvallen, er mogelijk onvoldoende opdrachten kunnen zijn en zij bij arbeidsongeschiktheid en/of vakantie geen inkomsten geniet.
Het feit dat de zorginstellingen verantwoordelijk zijn voor de kwaliteit van de te verlenen zorg en dat de verpleegkundige gehouden is om haar werkzaamheden te verrichten binnen de door de instellingen bepaalde kaders, zoals de belastingdienst stelde, maakt volgens het hof nog niet dat de verpleegkundige ten opzichte van de zorginstellingen niet voldoende zelfstandig zou zijn. Ook aan de werkzaamheden van zelfstandigen kunnen derhalve kaders worden gesteld, hetgeen nog niet betekent dat daardoor een gezagsverhouding ontstaat.
Het hof concludeert dat de verpleegkundige in het jaar 2008 ‘duurzaam, voor eigen rekening en risico en zelfstandig voor vijf opdrachtgevers werkzaamheden in de thuiszorg heeft verricht, waarmee zij een substantiële omzet heeft behaald en wezenlijke ondernemersrisico’s heeft gelopen’. Het hof oordeelt dan ook dat de verpleegkundige een ondernemer is en voldoende zelfstandigheid bezit, op grond waarvan ten onrechte een aanslag inkomstenbelasting is opgelegd.
Hoewel uiteindelijk de feitelijke omstandigheden bepalend zijn, is dit arrest een steun in de rug voor ZZP’ers in de gezondheidszorg, met name voor ZZP’ers die op een vergelijkbare wijze als deze verpleegkundige werken. In ieder geval blijkt uit de overwegingen van het Hof dat het uitgangspunt van de belastingdienst, dat AWBZ-thuiszorg in natura nooit als zelfstandige kan worden verleend, niet juist is. De belastingdienst kan nog wel in cassatie bij de Hoge Raad.
Op 30 september 2014 werd Jan Henk van der Velden door BNR geïnterviewd over deze problematiek. Beluister de uitzending hier. Het bijbehorende nieuwsbericht op de site van BNR is hier te vinden.